Drieluik: ‘Ik ben alles’

1.
Het thema van de Boekenweek 2023 is ‘Ik ben alles’ (11-19 maart). Hiermee wordt, volgens de website van de CPNB, ‘de pluriformiteit van onze identiteit’ gevierd. We vervullen een veelheid aan rollen: ‘die van ouder en kind, van partner en collega, van leerling en mentor’. Zo ‘is iedereen de optelsom van al die componenten’. Het is ‘een boek dat ons in staat stelt om onszelf en anderen beter te leren kennen’. Of zoals CPNB-directeur Eveline Aendekerk zegt: ‘In tijden van polarisatie kunnen boeken voor verbinding zorgen’.

2.
Het thema is vast niet tot het televisieprogramma La grande librarie (TV5Monde) doorgedrongen, maar de uitzending van woensdag 19 oktober 2022 leek ook ‘Ik ben alles’ als onderwerp te hebben. Er waren vijf auteurs te gast: Delphine Horvilleur (auteur van Il n’y a pas de Ajar), Joann Sfar (La synagogue), Paul Audi (Troublante identité) en Polina Panassenko die sprak over haar debuutroman Tenir sa langue. Gespreksleider was Augustin Trapenaral.

Hij begon met de vraag wat de identiteit van de schrijvers is. Horvilleur – tot wie ik mij hier grotendeels beperk – vond het maar een gênante en pijnlijke vraag. ‘Je bent nooit enkel iets. Je bent niet vastgespijkerd’ als ouder, rabbijn. Ze had veel gehad aan de schrijver Romain Gary (1914-1980), die onder meer publiceerde onder het pseudoniem Emile Ajar. ‘Ik blijf een kind van zijn boeken’, zei Horvilleur. Ze vormen pijlers van veerkracht. Ze memoreerde dat de naam Ajar voor haar een link had met Ahar uit de Talmoed. Gary is voor haar als een dibboek, een ziel van een dode die haar in het leven begeleidt.

Een ander antwoord gaf Joann Sfar, die niet wilde wegzinken in particularisme. Dat heeft volgens hem iets wanhopigs. De ellende hiervan begon volgens hem met het gebruik van het woord ‘respect’. Horvilleur viel hem bij en zei dat een enkelvoudige identiteit het begin van fanatisme is.

3.
Het woord ‘respect’ voerde mij naar een column van Theodor Holman in Het Parool, ook op 19 oktober 2022: ‘Iedereen eist respect’.
Hij gaat in op talkshows en uitlatingen waarin dit woord uitentreuren wordt gebezigd. Van Poetin tot Baudet. En besluit met een zogenaamd citaat van Poetin: ‘Thierry Baudet is de grootste vriend van het Kremlin. Zijn mening verdient RESPECT. Ik geef hem straks het verzameld werk van onze filosoof Doegin, die zich liet inspireren door de nazifilosoof Heidegger van wie de term Uil van Minerva is, getiteld Hyperboreale theorie en eveneens een liefhebber is van complottheorieën. Een nazi voor wie ik ook groot RESPECT heb’.
Een woord dat we misschien ook maar eens moeten afstoffen. Daar kwam het op neer.

P.S.
Overigens is in Nederlandse vertaling onlangs bij De Arbeiderspers nog een ander boek van Horvilleur uitgekomen: Leven met onze doden. Een essay over troost. Ze vertelde erover in de op een na laatste uitzending van Jacobine op 2 (23 oktober 2022). Een van de doden die zij heeft begraven, is een slachtoffer van Charlie Hebdo: Elsa Cayat. Een vrouw met veel kanten, waarmee de cirkel rond is en we de Boekenweek in kunnen gaan. (Overigens overweegt diezelfde CPNB het Boekenweekessay niet langer ‘essay’ te noemen: die term zou jongeren afschrikken. Nee toch …).

Wat er overblijft

        
‘Je hebt’, schrijft de Italiaanse filosoof Giorgio Agamben (1942) in het derde deel van zijn Homo sacer, dat in een Nederlandse vertaling van Willy Hemelrijk verscheen bij Uitgeverij Verbum, ‘mensen die overal een verklaring voor hebben en die te veel en te snel willen begrijpen, en anderzijds zijn er de goedkope heilgverklaarders die juist weigeren te verklaren’. We kunnen er namen bij bedenken, maar Agamben kiest ervoor ‘even de tijd [te] nemen in de kloof daartussen’.

Luisteren
Het is Agambens bedoeling met dit boek ‘een paar begrippen te corrigeren waarmee de allesbepalende les van de twintigste eeuw is opgetekend; een paar woorden geschrapt en andere anders geïnterpreteerd te krijgen’. Het is volgens hem misschien wel de enig mogelijke manier ‘om te luisteren naar wat niet gezegd is’. Eerst luisteren en er dan, zoekend en tastend, woorden voor vinden. Woorden die niet al zijn ‘bezet’ en ‘besmet’, om met Christien Brinkgreve in haar recente boek Het raadsel van goed en kwaad te spreken. Een boek dat soms haaks staat op dat van Agamben. En dat is goed om over na te denken en over in gesprek te kunnen gaan.

Schaamte
Zo heeft Agamben het bijvoorbeeld over het schokkende feit dat de SS en leden van het Sonderkommando een potje voetbal speelden, als was het op een veldje in de buurt in plaats van ‘voor de poorten van de hel’ (Dante steekt bij hem vaak de kop op). Agamben schrijft over ‘de schaamte van ons mensen die de kampen niet gekend hebben en toch (…) bij de wedstrijd zitten, die zich in elke wedstrijd herhaalt, in elke televisie-uitzending’. Brinkgreve begrijpt niet goed dat schaamte de ‘meest ontregelende emotie is’, terwijl Agamben stelt dat ‘als het ons niet lukt om die wedstrijd te begrijpen, er een einde aan te maken, er nooit hoop zal zijn’. Brinkgreve zoekt het in kunst, literatuur en muziek, die immers een empathisch vermogen kunnen oproepen.

Holocaust
Zowel Brinkgreve als Agamben zoeken naar adequate woorden. ‘Holocaust’ is dat voor Agamben zeker niet, omdat het ‘niet alleen een onacceptabele gelijkstelling impliceert van verbrandingsovens met altaren, en teruggrijpt op een semantische erfenis die van begin af aan een anti-Joodse strekking heeft gehad’. Ook het woord ‘onzegbaar’ voor Auschwitz is dit niet, omdat het ‘deze vernietiging het aanzien van iets mystieks geeft’.

Een gedicht
Agamben is wars van alles dat in die richting gaat. Zo ook van de opvatting dat gedichten (Celan) en liederen ‘de mogelijke getuigenis redden’. Het is zijns inziens ‘eerder de getuigenis die het fundament legt voor de mogelijkheid tot een gedicht’. Of, zoals Remco Campert dichtte (‘Notitie’ in: Open ogen, 2018):

dit gedicht helpt hem niet
maar is genoteerd

Muselmann
Maar is hij ook gezíen en gehoord? Agamben heeft het over de Muselmann, lethargische gevangenen die bijna dood waren, waarbij hij aan Gorgo moet denken, ‘dat afschuwelijke vrouwenhoofd met een kroon van slangen’, waarvan de aanblik de dood tot gevolg had – een ‘verboden gezicht’ dus. Niemand wilde de Muselmann zien – en juist dát moet onder ogen worden gezien en daarvan moet worden getuigd.
Dit heeft volgens Agamben, die daarin Primo Levi bijvalt, zin. ‘Levi ziet de Muselmann meer als de plek waar een experiment plaatsvindt, waar juist de moraal en de menselijkheid zelf in twijfel worden getrokken. De Muselmann is een heel bijzondere grensfiguur, waarin niet alleen categorieën als waardigheid en respect, maar zelfs het idee van een ethische grens hun betekenis verliezen.’ Ook om die reden, schrijft Agamben – en met hem meer filosofen, zoals Susan Neiman – ‘markeert Auschwitz het einde en de ruïne van elke ethiek van de waardigheid, van zich conformeren aan de norm’. En, meent hij, Primo Levi is ‘de onverzoenlijke landmeter van het Muselmannland’, – zo’n rijke zin, die werelden blootlegt, zoals die van Josef K., de landmeter uit Das Schloss van Franz Kafka. De landmeter die ook bij nul begon, omdat alle bruggen achter hem waren weggeslagen, en die ook onvermoeibaar zocht naar de waarheid. En die – zoals Agamben verderop beschrijft – iets als schaamte kende, ‘die hem moest overleven’.

Dialectiek
Het is een onmogelijke dialectiek, zegt Agamben: die van de overlevende, die kan spreken maar niets interessants te zeggen heeft, en de persoon die ‘de Gorgo heeft gezien’, die ‘de bodem heeft bereikt’, namelijk de Muselmann, die niet kan spreken. Wie getuigt nu echt? Die waarlijk getuigt, is volgens hem de Muselmann, die heeft gezien en met stomheid is geslagen. Maar waarlijk mens is hij, voor zover hij getuigt voor de niet-mens. Agamben concludeert dat ‘de stelling die de les van Auschwitz samenvat’ aldus luidt: ‘De mens is degene die de mens kan overleven’. De dialectiek van de Muselmann en de overlevende valt hierin even samen.

Getuigenissen
Indrukwekkend zijn de getuigenissen van de Muselmänner waarmee het boek afsluit. Want dit is kenmerkend voor het hele boek: het gaat niet alleen óver de Tweede Wereldoorlog, maar het zijn primair getuigenissen uít Auschwitz, dat symbool staat voor alle concentratie- en vernietigingskampen.
Uiteindelijk bestaat wat overblijft van Auschwitz volgens Agamben ‘niet uit doden noch uit overlevenden, niet uit de verdronkenen noch uit de geredden, maar uit wat er daartussenin overblijft’. De getuige en het archief.

Al met al een indrukwekkend boek dat zo diep ingrijpt, dat het slechts mogelijk is het mondjesmaat te lezen en te overdenken. Maar het is wel een boek dat gelezen moet worden.

Giorgio Agamben: Wat er overblijft van Auschwitz. De getuige en het archief (Homo sacer III). Hilversum, Uitgeverij Verbum, 2018. ISBN 9789074274913. € 17,95

Dit artikel verscheen ook in GM Gast-huismagazine nr. 110 (september 2018), p. 15-17.

Eric W. Ockeloen – Geluk kun je leren

Geluk kun je leren : filosofie van het neomoralisme / Eric W. Ockeloen. – 1e druk. – [Amsterdam] :
bravenewbooks.nl, [2016]. – 287 pagina’s ; 24 cm. – Met literatuuropgave. ISBN 978-94-02-15678-2

Er bestaan veel visies op ‘geluk’. De gedragsfilosoof Eric W. Ockeloen bespreekt in zijn
in eigen beheer uitgegeven debuut geluk als een vorm van gelukzaligheid, die je kunt leren. Hij doet dit vanuit de door hemzelf ontwikkelde filosofie van het Neomoralisme: de samenhang tussen gedrag op velerlei domeinen die antwoorden biedt op
levensvragen. Hij stelt compassie, (zelf)respect, empathie, mededogen, onbaatzuchtigheid, zorgzaamheid en plezier tegenover opportunisme,
onwelvoeglijkheden, hedonisme en egocentrisme. Daarbij baseert hij zich op causale
verbanden tussen verschillende disciplines op grond van zijn eigen levensloopervaring.
Dit levert een wat onevenwichtige caleidoscoop aan informatie op, waarbij je op
sommige punten meer diepgang zou wensen en op andere punten enige beperkingen.
Hiermee schiet de auteur zijn doel, gereedschappen aan te reiken om jezelf te
ontwikkelen, voorbij.

COp. NBD Biblion. Mag zonder schriftelijke toestemming niet worden overgenomen.