Stefan Paas – Vrede op aarde

De boektitel Vrede op aarde doet in eerste instantie denken aan een kerstlied als Vrede op aarde in de mensen een welbehagen. Maar de ondertitel zet de lezer op een ander been: Over heil en redding in deze tijd. Waar gaat het over?

Stefan Paas schrijft in het Woord vooraf dat zijn boek een kritisch onderzoek is van de manier waarop het westerse christendom heeft gesproken over het goede nieuws van God. Terwijl het tegelijk ook ‘een poging is om dit goede nieuws opnieuw te verbinden met de grote vragen van onze samenleving’.

Paas (1969) is hoogleraar missiologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam en aan de Theologische Universiteit Utrecht. Zijn LinkedInpagina vermeldt dat hij voorheen werkte als gevelreiniger, leraar en in een aantal kerkelijke functies waaronder pionieren in Amsterdam. In 2018-2019 was hij Theoloog des Vaderlands. Dit boek is duidelijk bedoeld voor een in theologie geïnteresseerd publiek. Op X (voorheen twitter) blijkt uit reacties al dat het in gesprekskringen wordt gebruikt. Maar ook voor theologen zal het, mede door de vele uitgebreide voetnoten en verwijzingen naar met name Engelse vakliteratuur gefundenes Fressen zijn.

Gods verborgen omgang vinden
De auteur zoekt het eerder in de hoek van Gods verborgen omgang vinden, afkomstig als hij is uit de Christelijk Gereformeerde Kerken. Voor Paas is het ontmoeten van een persoonlijke God of Jezus Christus een heilzame, bevrijdende gebeurtenis die hij iedereen toewenst. Je kunt je afvragen of het woord ‘gebeuren’ niet beter op zijn plaats is dan gebeurtenis als eenmalige ervaring, omdat het effect van zo’n ontmoeting of bekering je je leven lang bij zal blijven. Paas zal de laatste zijn om dit te ontkennen: ‘Zeggen dat God ons ontmoet in onze ervaring, is zeggen dat God onze verlangens en angsten prikkelt, voorbeeldfiguren op ons pad brengt, ons onrustig maakt en betovert met schoonheid en goedheid – kortom, sporen trekt in onze ervaring’. Zulke zinnen maken het boek tot een rijk boek.

Ervaring is een interactie, een verbond tussen verstand en gevoel. Iets dat lang werd ontkend vanwege de verdeeldheid tussen verstand en lichaam, denken en voelen. Het gaat er volgens Paas om of we kunnen leren aanvoelen wat hier en nu werkelijk heilzaam is. Hier en nu; de auteur laat niet na steeds te benadrukken dat ervaringen en emoties altijd geworteld zijn in plaats en tijd. Geschiedkundige uitstapjes in het boek benadrukken dit.

Zoektochten naar gerechtigheid, naastenliefde en harmonie
De verschillende contexten die Paas schetst, zijn allemaal zoektochten naar gerechtigheid, naastenliefde en harmonie met de schepping, de grote vragen waar hij op doelt. Hij doet dat aan de hand van casestudies: de slavernij in het Amerikaanse Zuiden, missionair werk in een seculiere samenleving en in de wereld als schepping, die om ecologische verantwoordelijkheid vraagt.

Dit alles kunnen we volgens de auteur oefenen in het kerk-zijn. Vrede op aarde is daarbij de richtingaanwijzer voor het christelijk denken, voelen en doen. Ook uit hij zijn bewondering ten aanzien van voorbeelden van mensen die hem voorgingen in het geloof. De auteur gaat daarbij soms nog steeds te werk als een gevelreiniger, die het wezenlijke onder allerlei aankoeksels vandaan weer zichtbaar wil maken.

Stefan Paas
Vrede op aarde. Over heil en redding in deze tijd
KokBoekencentrum Uitgevers | Utrecht
ISBN 9789043540070
€ 29,99

Recensie verscheen eerder in Kerk in Mokum, december 2023/januari 2024, p. 6. Wordt hier met toestemming overgenomen.

Lege ruimte leeg laten

Afgelopen week vielen mij drie dingen toe die ik in deze blog in verband breng met elkaar:
1. Een artikel van Claartje Kruijff, de nieuwe Theoloog des Vaderlands, in Trouw (31 oktober)
2. De mededeling in het vakblad Nature dat er een lege ruimte is getraceerd in de Grote Piramide van Cheops.
3. Het Gedicht van de Week, dit keer een gedicht van Hester Knibbe, Delphi (uit: Oogsteen, een keuze uit de gedichten 1982-2008, Amsterdam 2009).

Ik begin met het laatste. Ja, het gaat over Delphi, en dus niet over het Egypte van de Grote Piramide. Maar er zit een kern in die daar wél aan raakt. Ik citeer een vers:

Restanten steen in slagorde van dood
wijzen ons bot terecht. Noch god, noch
muze zij geloofd, Apollo is verdwenen.
Men heeft een koord rond het gemis gelegd.

Lang, blond, gebronsd zo had ik hem gedacht
zeg ik. Je lacht, dwaalt af naar waar een
vage boog je in de oudheid mengt.

Apollo is verdwenen, net zoals Nefertiti wier laatste rustplaats een Britse archeoloog enkele jaren geleden meende te hebben ontdekt, in een kamer achter de tombe van Toetanchamon. Toch heeft zo’n leegte die nu is ontdekt volgens de archeologen in kwestie een functie gehad. Welke is nog onduidelijk: een gang wellicht, of een tombe, een schatkamer? Wie zal het zeggen. Vooralsnog is er een koord rond het gemis aan – in dit geval – kennis gelegd.

Maar is dat zo erg, dat die functie van de lege ruimte onbekend is, en misschien zelfs wel onbekend blijft? De stelligheid van de archeoloog van twee jaar geleden die de tombe van Nefertiti meende te hebben ontdekt kan opbreken. We zijn, volgens Claartje Kruijff, tegenwoordig immers ‘te stellig zijn. We vinden van alles van elkaar, luisteren vaak slecht naar elkaar en zetten onszelf en elkaar makkelijk vast in vastgeroeste veilige beelden van onszelf en elkaar.’ Ze verlangt naar heilige ruimte, ‘levensruimte waar iedereen welkom is, waar tijd en plaats is voor contemplatie en medemenselijkheid’, tussenruimte, ‘machtsvrije ruimte waarin we naast elkaar staan en ruimte maken voor de dieptedimensie in ons bestaan’, een ‘intermenselijke én goddelijke ruimte waarin we ons laten bevragen en nadenken over onze relatie tot onszelf, tot elkaar, tot de wereld en het grotere leven.’

‘Restanten steen in slagorde van dood / wijzen ons bot terecht.’ Zou het niet beter zijn als we die lege ruimte in de Grote Piramide leeg laten, dat wil zeggen: oningevuld, een heilige ruimte, levensruimte tegen de doodverering, een tussenruimte, een intermenselijke én goddelijke ruimte waarin het idee dat Apollo ‘lang, blond, gebronsd’ of wat ook was vervliegt in een lach?

 

Een verbintenis

In het interview dat Anne-Lot Hoek had met de Indonesische kunstenaar Iswanto Hartono (1972), van wie t/m 15 november a.s. in de Amsterdamse Oude Kerk een solo-expositie valt te zien, springen er een paar woorden uit: het naast elkaar laten staan van meerdere perspectieven op het koloniale verleden, de verbintenis tussen de geschiedenis van Nederland en Indonesië, de ambiguïteit en dualiteit ervan.

Een werk getiteld Monuments (in de Sebastiaanskapel) bestaat uit was en FRP en vergaat langzaam, zoals je op dit moment in Museum Voorlinden in Wassenaar op de tentoonstelling De tussentijd (de gevoelstijd) tal van werken kunt aantreffen die vergaan. Bijvoorbeeld het blok ijs van Michel François (Deux temps) dat al smeltend verkleint naast een blok marmer.
Bijzonderder is daarom naar mijn idee Trophy (in de Spiegelkamer, zie foto hierboven), dat bestaat uit werken die allemaal op de een of andere manier met de jacht te maken hebben. ‘Het primaire menselijke instinct om de ander te overwinnen’, staat in de begeleidende krant te lezen, ‘is universeel.’ En geeft ook uiting aan de hiervoor genoemde meerdere perspectieven, de verbintenis tussen Nederland en Indonesië, ambiguïteit en dualiteit. Want – lezen we verder – ‘toen de Nederlanders [in Indonesië, EvS] kwamen, werd het jagen een tijdverdrijf waarmee de kolonisten zich kostelijk vermaakten. Het geschoten dier vormde een bewijs van onverschrokkenheid, en kreeg een prominente plaats in de huiskamer.’

De geweien voeren mij in gedachten terug naar de toneelstukken van Shakespeare waarin een gewei voorkomt. Naar Sir John met een gewei op zijn hoofd in de Vrolijke vrouwtjes van Windsor, naar de mythe van de ongelukkige jager Actaeon die een onderlaag vormt in The Tempest (hij wordt door Diana in een hert veranderd), naar het dode hert in de regie van Hamlet door Luk Perceval. Een hert dat hier in verband werd gebracht met ondergang en wederopstanding, oude ideeën die plaats maken voor nieuwe.

Dat laatste herkent iedereen die adaptaties naar Shakespeare een beetje heeft gevolgd. Ik denk dan niet zozeer aan Othello: a play in black and white dat ik in 2008 in het (toenmalige) Tropentheater in Amsterdam zag in een opvoering door The Indian Shakespeare Company (dat is ideologisch theater), maar eerder – een stapje verder – aan Hamlet – the crown prince in een opvoering door The Company Theatre uit Mumbai, in 2010 in hetzelfde Tropentheater waarin een impliciete (of expliciete?) verwijzing voorkwam naar de expositie Rood die toen in het Tropenmuseum was te zien, en vooral naar Hamlet (Hebûn an nebûn) door RAST, weer twee jaar later in de Stadsschouwburg in Amsterdam. Een Hamlet in het Koerdisch. Dat was op zich al opmerkelijk, maar indrukwekkend vond ik het gegeven dat er iets aan was toegevoegd. Nee, geen geweien, maar verhalen in de Koerdische verteltraditie. Een verteller zat rechts op het podium, zodat het onderscheid met het stuk der stukken duidelijk was.

Misschien maken deze Hamlet en Hartono’s werk ons iets duidelijk van iets soortgelijks dat de oud-Theoloog des Vaderlands, Janneke Stegeman, uitdrukt in haar pamflet Alles moet anders! – bevrijdingstheologie voor witte Nederlanders (uitgeverij Boekencentrum/Kok) iets soortgelijks: theologie, kunst, de geweien van Hartono en toneel, zoals Hamlet door RAST, krijgen op die manier een context. Niet vanuit een ‘wij’ en ‘zij’-denken (Nederland en Indonesië, een blanke versus een gekleurde opvoering van Hamlet) maar in gezamenlijkheid, waarbij beide perspectieven naast elkaar blijven staan en een verbintenis aangaan.

Het is opvallend dat een theologe dit zegt en opvallend dat de tentoonstelling van Hartono in de Oude Kerk plaatsvindt, op de graven van VOC’ers als Isaac Sweers en Nicolaes Witsen Een gewei universeel? Nee, dat niet – in de drie stukken van Shakespeare alleen al speelt het een andere rol. Maar de neiging om de ander te overheersen is dat wel. Het zou al heel wat zijn als de christelijke kerk dat, in de voetsporen van de tentoonstelling en het artikel van Stegeman, zou erkennen.

Blauwe reiger: vogel des vaderlands?

Blauwe reigerVogelbescherming start later deze maand een verkiezing naar de ‘Vogel des Vaderlands’ als equivalent van de Dichter des Vaderlands, Denker des Vaderlands, Fotograaf des Vaderlands, Componist des Vaderlands en Theoloog des Vaderlands.
In Engeland hebben ze al een nationale vogel: het roodborstje. In Amerika is de zeearend gekozen, in Frankrijk de haan.
Vogels die aanspraak op deze eretitel zouden kunnen maken, zijn volgens Vogelbescherming: de mus, de merel, het koolmeesje, de grutto, de lepelaar, de bruine kiekendief, de rotgans, de kauw … Maar de reiger (zie afb.) heb ik in dit verband nog niet voorbij zien komen. Daarom maar een prachtig gedicht over deze vogel. Misschien komen nog meer mensen op ’t idee om op hem te stemmen. Het is een gedicht van Maria de Groot, in de bundel De bronnen van Jawneh (Uitgeverij Holland, 1981, p. 35):

Trillende reiger is het zwijgend licht
dat heenstaat over het verbarnsteend water.

Schemeren er nog fossielen vis?
Woest is de grond waaraan de speren raken

van zijn snavel: leegte, keergebied,
algen gevat in bodemzwart moeras.

Beth-Hammidrasj, geteisterde klankbodem,
wie roept de kwade helper naar de stortplaats?

Is hij van steen, hij zal verpulverd worden.
Is hij van ijzer: splijten tot in het ertsmerg

zal hij door de Torah, vuur en steenhamer beide.
Vogel van broosheid, klankgevest dat bidt:

licht wapent zich om met het licht te strijden.