Willem Brakman – Een winterreis

Brakman_WillemHet boek Een winterreis van Willem Brakman (zie afb.) zou je een psychologische roman kunnen noemen, met sterk autobiografische trekken. Door het als realistisch te bestempelen, zou begripsverwarring kunnen ontstaan. De titel verwijst naar de gelijknamige liederencyclus van Müller/Schubert. De winter is uiteraard symbool voor het levenseinde.

De hoofdpersoon, Wim Akijn, die ook in Die ene man voor komt, onderneemt een reis om door het verleden van zijn vader zijn eigen jeugd te leren kennen. Maar niet nadat hij nuchter heeft geconstateerd, dat zijn vader niet lang meer heeft te leven en zijn gedachten zullen afsterven als ‘dode vissen’.

Het eerste hoofdstuk geeft een beschrijving van het kleinburgerlijke milieu in Scheveningen waarin Akijn is opgegroeid. Het tweede hoofdstuk biedt realistische taferelen van oude verwanten en vrienden, die vader Akijn hebben gekend. Hun naderende dood wordt als een dreiging voelbaar. Ook Akijn Jr. wordt zich bewust van het feit dat hij eens moet sterven.

Terecht heeft men dit beklemmende gegeven vergeleken met de schilderijen van Carel Willink. Even zo goed zou je het met dat van Herman Berserik, die de omslag voor de Salamanderpocket-uitgave maakte, kunnen vergelijken. Wat Willink betreft: ik zou dit duidelijker willen afgrenzen tot zijn stijl na 1924-’25, waarin de Jobstijding (Stedelijk Museum, Amsterdam) ontstond. In deze periode schilderde hij erg precies, kortom: zoals Brakman schrijft, met veel details. Hierbij valt bijvoorbeeld op, dat de kleur grijs (symbool voor de grauwe jeugd?) overheerst.

In deze preciesheid volgt de schrijver het spoor van de Franse romantraditie van Flaubert en voorlopers als Balzac en Stendhal. Het is moeilijker in deze wereld door te dringen, dan in die van schrijvers die ruimte open laten tot verder fantaseren, zoals de impressionisten, en emotioneel meer geladen zijn. [Of, zoals Sebastiaan Kort in NRC Handelsblad 10 januari 2014 over Brakmans verhalen schreef: ‘Je mist tussen al zijn citeerbare zinnen emotionaliteit’].

Veelvuldig viel dit boek de kritiek ten deel, dat het te fragmentarisch zou zijn. Maar dit past mijns inziens juist bij de droomachtige sfeer die sommige gedeeltes ademen. Het laatste hoofdstuk bijvoorbeeld, dat haast surrealistisch aandoet. Hierin beschrijft Brakman een erotische verkleedpartij met de kleindochter van de laatste man die mogelijkerwijs iets over zijn vader zou kunnen vertellen, maar overlijdt. De overledene, Jan Loof, bereikte de harmonie met het Al, alles en allen die Akijn trachtte te bereiken. Hij heeft hierin – en ook als arts – gefaald. De man sterft, maar niet voordat hij de waarheid omtrent vader Akijn heeft vertaald. Na dit te hebben gehoord, vlucht Wim. Het verleden ontvouwt zich verder niet: ‘het huis (…) staarde hem aan met een (…) gesloten gezicht’.

‘Recensie’ uit 1973, door Kees Fens (docent Frederik Muller Academie, Amsterdam) met een prijs bekroond. Deze wordt hier hernomen i.v.m. het verschijnen van Brakmans Verhalen (uitg. Querido).

Eenzaamheid en twee-zaamheid bij Helman/Lichtveld

Regen_IvensHij worstelde ermee en stond er middenin: Albert Helman/Lou Lichtveld en het modernisme. Kenmerkend in dat verband is de filmmuziek die hij componeerde: Philips radio (1931), één van de eerste (en weinige) partituren ter begeleiding van een zwijgende film, en de een jaar later geschreven muziek bij een andere Ivens’ film: Regen (1929). Lichtveld maakte hierin gebruik van vernieuwende technieken, zoals kwarttonen. De muziek verklankt op poëtische wijze een dag uit het leven van een regenbui (zie afb.). Met name de weersveranderingen – van zonnige Amsterdamse straten via regendruppels in de grachten en regen op de ramen tot het weer doorbreken van de zon.

Weer om binnen te zitten, “in een huecksken met een buecksken” zoals Helman in Zuid-Zuid-West Thomas à Kempis citeert. Zo heeft hij John Leefmans, voorzitter van de stichting Surinaams Muziek Collectief, eens toevertrouwd dat hij in zijn leven niets liever heeft gedaan dan componeren: “dan ben je helemaal van de aarde …”. Eenzaamheid was voor Helman een schouwen naar binnen – twee-zaamheid “het zien van alles buiten Ik” (p. 81).

Het “twee-zaam” zijn is kenmerkend voor het dubbeltalent Helman/Lichtveld: schrijver en componist. Maar ook van de communicatieve waarde van zijn werk, van zender en ontvanger (musicus en luisteraar, schrijver en lezer), van “ziel tot ziel” als “creatie van het wij-besef” als schepper van een “l’art pour tous” (Wij en de literatuur, p. 26-27 en 55-56). Zaken die eerst uit elkaar leken te liggen, “eternal objects” zoals de filosoof Alfred Whitehead (1861-1947), door wie Lichtveld/Helman is beïnvloed het noemde, blijken één brandpunt, één “event” (Whitehead) te hebben. Dat brandpunt valt te omschrijven als “liefde”. Liefde die samenvalt met het brandpunt van de geschiedenis op het moment dat Lichtveld/Helman er vertoefde: Spanje ten tijde van de burgeroorlog, Mexico ten tijde van Lázaro Cárdenas, Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog en Suriname in de onafhankelijkheidsstrijd. Lichtvelds/Helmans hart balanceert tussen het één of het ander, maar vindt rust in de liefde voor het één (muziek) én het ander (literatuur).

Het is goed dat de film Regen door de tentoonstelling De melancholieke metropool in het Museum voor Moderne Kunst in Arnhem weer aan de vergetelheid is ontrukt (t/m 23 februari 2014). Zoals uit de tentoonstelling ook blijkt dat het werk van de getoonde schilders, zoals Carel Willink, Pyke Koch en Joop Moesmans net zomin anti-modernistisch en conservatief is dat van Lichtveld/Helman, maar overeenkomsten vertoont met Franse kunst (Debussy, Ravel, Milhaud) uit hun tijd die voor modern doorging.

Zie voor de film Regen YouTube: http://www.youtube.com/watch?v=oPD2C0K38jY
Column is gebaseerd op een gedeelte uit een artikel over Albert Helman/Lou Lichtveld o.d.t. Mon coeur balance … dat ik schreef voor Mens en melodie, jrg. 61 nr. 2 (2006), p. 24-27.