Black birds

Als je vanaf het restaurant Voorlinden, het monumentale landhuis uit 1912, richting het museum in Wassenaar loopt, zie je ze al door de grote ramen: de zwarte vliegers die de Mexicaanse kunstenaar Arturo Hernández Alcázar in 2010-’12 maakte onder de titel Black Kites (Bird of ill omen). Zwarte vliegers als een onheilspellende wolk die doet denken aan de kraaien op het schilderij Korenveld met kraaien, ofwel Korenvelden onder dreigende luchten met kraaien van Vincent van Gogh (1890, Van Goghmuseum).

Maar er is een groot verschil. De vogels van Hernández Alcázar lijken naar buiten te vliegen, richting de lindenbomen op het landgoed, naar het licht en de lucht die op het moment dat wij het beeld bestaande uit vuilniszakken, stenen, nylon en touw zagen, onbewolkt was – een prachtige herfstdag.
Meteen drong zich de volgende associatie op: met het gedicht van Wilhelm Müller, zoals Schubert het in zijn Winterreise op muziek zette (nr. 5). Een lied dat gaat over de zoete dromen die in de schaduw van een lindenboom werden gedroomd. In goede én kwade tijden was ik daar te gast, zegt de tekst, en vond er rust in de nacht.
Als was het samenspel tussen de zwarte vliegers en de lindenbomen er een van een Kyrie en Gloria in één adem, door alle dreiging van de zwarte vliegers heen.

Alsof het beeld nog niet compleet genoeg was, van binnen naar buiten, vlogen er twaalf ganzen over, op trektocht vol verlangen naar warmer streken.
Zij maakten het beeld compleet, omdat alles bij elkaar deed denken aan de Heilige Achahildis (ca. 970). Zij had immers – weliswaar drie – ganzen aan haar voeten en stond naast een boom, weliswaar geen lindenboom maar een kersenboom, maar toch. Een beetje dichterlijke vrijheid is mij wel gegund.

Misschien is het met de woorden van Sytze de Vries wel zó:

Al is mijn stem gebroken,
mijn adem zonder kracht,
het lied op and’re lippen
draagt mij door de nacht.
In ademnood gevangen
of in verdriet verstild,
het lied van Uw verlangen
heeft mij aan ’t licht getild.

Foto kunstwerk Arturo Hernández Alcázar: Ati de Zeeuw
Foto Heilige Geistkirche München (zie reactie op deze blog): Sytze de Vries

Willem Brakman – Een winterreis

Brakman_WillemHet boek Een winterreis van Willem Brakman (zie afb.) zou je een psychologische roman kunnen noemen, met sterk autobiografische trekken. Door het als realistisch te bestempelen, zou begripsverwarring kunnen ontstaan. De titel verwijst naar de gelijknamige liederencyclus van Müller/Schubert. De winter is uiteraard symbool voor het levenseinde.

De hoofdpersoon, Wim Akijn, die ook in Die ene man voor komt, onderneemt een reis om door het verleden van zijn vader zijn eigen jeugd te leren kennen. Maar niet nadat hij nuchter heeft geconstateerd, dat zijn vader niet lang meer heeft te leven en zijn gedachten zullen afsterven als ‘dode vissen’.

Het eerste hoofdstuk geeft een beschrijving van het kleinburgerlijke milieu in Scheveningen waarin Akijn is opgegroeid. Het tweede hoofdstuk biedt realistische taferelen van oude verwanten en vrienden, die vader Akijn hebben gekend. Hun naderende dood wordt als een dreiging voelbaar. Ook Akijn Jr. wordt zich bewust van het feit dat hij eens moet sterven.

Terecht heeft men dit beklemmende gegeven vergeleken met de schilderijen van Carel Willink. Even zo goed zou je het met dat van Herman Berserik, die de omslag voor de Salamanderpocket-uitgave maakte, kunnen vergelijken. Wat Willink betreft: ik zou dit duidelijker willen afgrenzen tot zijn stijl na 1924-’25, waarin de Jobstijding (Stedelijk Museum, Amsterdam) ontstond. In deze periode schilderde hij erg precies, kortom: zoals Brakman schrijft, met veel details. Hierbij valt bijvoorbeeld op, dat de kleur grijs (symbool voor de grauwe jeugd?) overheerst.

In deze preciesheid volgt de schrijver het spoor van de Franse romantraditie van Flaubert en voorlopers als Balzac en Stendhal. Het is moeilijker in deze wereld door te dringen, dan in die van schrijvers die ruimte open laten tot verder fantaseren, zoals de impressionisten, en emotioneel meer geladen zijn. [Of, zoals Sebastiaan Kort in NRC Handelsblad 10 januari 2014 over Brakmans verhalen schreef: ‘Je mist tussen al zijn citeerbare zinnen emotionaliteit’].

Veelvuldig viel dit boek de kritiek ten deel, dat het te fragmentarisch zou zijn. Maar dit past mijns inziens juist bij de droomachtige sfeer die sommige gedeeltes ademen. Het laatste hoofdstuk bijvoorbeeld, dat haast surrealistisch aandoet. Hierin beschrijft Brakman een erotische verkleedpartij met de kleindochter van de laatste man die mogelijkerwijs iets over zijn vader zou kunnen vertellen, maar overlijdt. De overledene, Jan Loof, bereikte de harmonie met het Al, alles en allen die Akijn trachtte te bereiken. Hij heeft hierin – en ook als arts – gefaald. De man sterft, maar niet voordat hij de waarheid omtrent vader Akijn heeft vertaald. Na dit te hebben gehoord, vlucht Wim. Het verleden ontvouwt zich verder niet: ‘het huis (…) staarde hem aan met een (…) gesloten gezicht’.

‘Recensie’ uit 1973, door Kees Fens (docent Frederik Muller Academie, Amsterdam) met een prijs bekroond. Deze wordt hier hernomen i.v.m. het verschijnen van Brakmans Verhalen (uitg. Querido).