Rond 23 maart a.s. verschijnt de brochure met zomercursussen van HOVO Amsterdam. In een e-mail werd deze aangekondigd, inclusief een rijtje cursussen waaronder een over The Midsummer Night’s Dream van Shakespeare. Ongetwijfeld door drs. Ron Hoffman. Deze docent gaf eens eerder een lezing over dit toneelstuk voor de Volksuniversiteit Amsterdam (18 juli 2005). De met persoonlijke opmerkingen aangevulde aantekeningen die ik toen maakte, neem ik hier als blog over. Om u enthousiast te maken voor de HOVO-cursus.
Er bestaat zowel nabijheid als afstand tussen ons, onze tijd en (die van) Shakespeare. Vergeet niet, dat er een ander wereldbeeld bestond, waarin 99,9% van de mensen geloofden, naar de kerk ging, én goed konden luisteren maar meestal niet konden lezen. Toneelbezoekers herkenden blank verse tegenover proza en wisten een sonnet te onderscheiden, zoals die in Romeo en Julia voor komt. En ze herkenden de bronnen ervan. Maar we moeten niet vergeten dat Shakespeare daarin altijd aan het veranderen sloeg. Hij was zeker niet origineel. Immers: imitatio was de bedoeling, het op een hoger plan brengen van die bron. De plot van Midsummer Night’s Dream is wel origineel. En dat noemen we aemulatio.
Zijn kunst is zeker niet alleen hoge cultuur. Het was ook de tijd van bearbaiting (een beer die een hond van zich af moest zien te houden), toneel naast stews (prostituees) – niet gescheiden, maar door elkaar.
Heel mooi is de monoloog van Helena (eerste bedrijf): Love looks not with thee yes, but with the mind. Door Dolf Verspoor lelijk vertaald met: De Liefde kijkt niet uit – het hart bemind. Terwijl ik hierbij eerder moet denken aan een joodse wijsheid als: kijken met je hart.
Elders zegt Pyramus: I see a voice (…) I can hear my Thisbe’s face. Door Dolf Verspoor wél weer mooi vertaald: Wellicht kan ik mijn Thisbie’s aanschijn horen.
In deze zinnen klinken Bijbelteksten mee – maar dat hoef je je als toeschouwer niet persé bewust te zijn. Zo zegt ook Puck bijvoorbeeld: I’ll put a girdle round about the earth in forty minutes (II.1). Die veertig als getal staat er niet voor niets, al is het bij Verspoor drie kwartier geworden – en weg is daarmee de intertekstualiteit.
Leuk is altijd een toneelstuk in een toneelstuk, waarbij wordt gespeeld met werkelijkheid en schijn. Het is knap dat Shakespeare de ‘rude mechanicals’ als groep ten tonele voert, maar toch individuele trekjes geeft, op de grens van middeleeuwen en renaissance.
In de Franse romantiek werd Shakespeare uitgespeeld tegen Racine, ‘natuur tegen conventie, genie tegen talent, gevoel tegen rede’ (M. Evers, Veranderende grenzen). Het geniale is dat hij dingen weglaat – zodat we vierhonderd jaar later ons nog kunnen afvragen waar het eigenlijk over gaat. En dat zijn dan geen simplismen à la Hamlet is een twijfelaar of iets dergelijks. De tragische held als beeld komt al van Aristoteles. Waar Shakespeare mee bezig is, is iets heel anders (goed, slecht enz.).
Zonder overigens tot een moralist en didacticus te verworden. Zeker: elk toneelstuk biedt ruimte voor eigen interpretatie, maar Hoffmann leerde ons ook en vooral genieten van klanken, rijm, assonanties enz. Of zoals de nar in Twelfth Night het laatste woord heeft: And we strive top lease you every day. Amuseument van hoog niveau voor een breed publiek, met een diepere laag eronder. Dat was en dat is het. Shakespeare speel je met je hart en met je oren; zijn eq en zijn iq waren in evenwicht.
Zie het verschil in aanpak: Sascha Bulthuis gebruikte techniek om haar personages over het voetlicht te brengen, Halina Reijn probeert grenzen uit, elke keer anders. Ik hoop dat ook komend seizoen, na de HOVO-cursus, ook weer veel Shakespeare-voorstellingen te zien zullen zijn!