Aangeraakt door het Europese verhaal

Onder, bij de deur links: The Curse of Spinoza, helemaal links boven het beeld (Piëta): Spinoza mirrored in the Eyes of God (foto Peter Tijhuis)

Midden in de tentoonstelling Giacometti-Chadwick, facing fear is, na het vroege werk van beide kunstenaars op de begane grond en nog twee verdiepingen met later werk te gaan, wat Ralph Keuning, directeur van Museum De Fundatie in Zwolle ‘een kapel’ noemt ingericht. Saxofonist Yuri Honing (1965) en beeldend kunstenaar Mariecke van der Linden (1973) maakten samen een Gesamtkunstwerk onder het mom ‘Homo homini lupus’ (de mens is een wolf voor zijn medemens). ‘Ze zijn net als ik’, vervolgt Keuning desgevraagd, ‘aangeraakt door het Europese verhaal’.

Spinoza
Het is de filosoof Spinoza die in deze zaal een paar keer voorkomt op de schilderingen van Van der Linden en in een sculptuur van Honing, van wie ook de muziek is die klinkt (van de cd Goldbrun). Deze sculptuur wordt in de begeleidende flyer bij de tentoonstelling omschreven als ‘een manshoge piëta, met Spinoza als Maria en het onthoofde lichaam van Marie-Antoinette als Jezus’. Je herkent Marie-Antoinette van een schildering op de muur en de piëta is het spiegelbeeld van een kleine piëta, die hangt naast het intrigerende Spinoza mirrored in the Eyes of God, hoog op een muur.

Marie-Antoinette komt straks terug, eerst die intrigerende schildering. Je ziet Spinoza op de rug. Zijn lange haar valt over zijn zwarte kleding. Hij staat in een ijzig landschap, dat ook elders opduikt. Op de rug – zag Mozes God niet op de rug? Zodat – zegt de joodse uitleg – hij niet verteerd werd door het licht dat van Zijn gelaat straalt én opdat Hij hem kan volgen. Hier zijn de rollen omgekeerd. God (en de museumbezoeker) ziet Spinoza die van Hem wegloopt. Zijn gezicht is onzichtbaar.

Ook in een andere schildering, The Curse of Spinoza, kijkt de filosoof van de beschouwer weg. Hij heeft ‘the hat of shame’ op, zoals het in de flyer wordt genoemd, ‘used during the Spanish Inquisitio of Jews, for whom his father fled’. De hoed straalt enerzijds licht uit en doet anderzijds meer denken aan het hoofddeksel van Inquisiteur I (1964) van Chadwick, die te zien is in de zaal tegenover de expositie van Honing/Van der Linden.

Franse Revolutie
Bij de poging om de betekenis van een en ander af te pellen, schiet een regel uit Nelleke Noordervliets recente essay Door met de strijd te binnen. Zij schrijft dat bij opstanden ‘de rede en het geweten het eerst buiten werking worden gesteld’. Daar zit Spinoza dan, de man van de rede met de veel later levende Marie-Antoinette op schoot, de tijdens de Franse Revolutie onthoofde koningin. Hét symbool voor decadentie en macht, die in de negentiende eeuw eerder als een held en een heilige werd gezien.

De laatste zinnen van Noordervliets essay luiden: ‘Bij alle opstanden slingert de pendel van macht naar tegenmacht, tussen actie en reactie, van vrijheid naar onderdrukking, van leven naar dood’. In die zin past de zaal in het hart van de expositie met werk van Giacometti en Chadwick. In de mooie catalogus bij deze tentoonstelling wordt een uitspraak van Sartre over Giacometti geciteerd: ‘We lijken tegenover de vleesloze martelaren van Buchenwald te staan. Maar een tel later denken we er heel anders over: deze fijne en ranke wezens stijgen op naar de hemel. Het is ineens net alsof we op een groep hemelvaarders zijn gestuit’. Dit geeft de beelden ook hoop en kracht, zoals die af en toe ook in de schilderingen van Van der Linden naar voren komt.

Verlichtingsdenken
Zo is het ook met het Verlichtingsdenken waarvan Spinoza al dan niet te recht als de vader (bij Honing moeder) wordt beschouwd: volgens de een de bron van het moderne Westerse denken (Jonathan Israel over Spinoza), voor de ander de bron van ‘fascistisch denken’ (Victor Kal over Spinoza) of ‘fascistoïde of totalitair’ denken (Wim Klever over Spinoza).
Dan is de donkere man die op de rug wordt gezien niet iemand om na te volgen, dan is de lichtgevende jodenhoed er een die verblindt en Marie-Antoinette het slachtoffer van wat Noordervliet omschrijft: macht.
Het is een somber beeld dat beklijft. Maar er resten nog twee verdiepingen Giacometti en Chadwick, met op de bovenste verdieping, in de koepel, hoop en humor. Hoop is overigens geen emotie die Spinoza, en Sartre, kenden, want ‘vrijheid ligt in het doen van het goede’, zoals de filosofe Alicja Gescinska eens schreef. Dat is een troost.

Yuri Honing & Mariecke van der Linden: Goldbrun.
Museum De Fundatie, Zwolle, t/m 6 januari 2019.
http://www.museumfundatie.nl

Een vergeten aspect van Albert Camus

Camus_Albert

Nelleke Noordervliet publiceerde een bundel essays en lezingen: Schatplicht (uitg. Augustus). Daarin belicht zij onder andere een vergeten aspect in leven en werk van de Algerijns-Franse schrijver Albert Camus: het uitgestoten zijn, in Algerije als Fransman, in Frankrijk als Algerijn. En de grenzeloze liefde voor zijn moeder. Een ander vergeten aspect is Camus’ interesse in het joodse denken.  [1]

 

De in 1990 overleden Leidse hoogleraar F.O. van Gennep heeft in zijn studie over Camus’ ethische denken gewezen op het feit dat in de loop van Camus’ leven en werk diens preoccupatie met het christendom toenam. [2] Van Gennep stond echter vreemd tegenover de invloed die misschien eerder nog het jodendom op Camus’ denken heeft gehad. Een invloed die wel terloops wordt genoemd in de biografie van Herbert R. Lottman. Hij wijst er onder andere op, dat Camus door Maks Wigdorczyk wordt ingewijd in de denkwereld van het Oost-Europese jodendom en dat wat het bijbelse jodendom betreft dr. Henri Cohen zijn leermeester was. [3]

De periode waarin Camus zich in het jodendom verdiepte, valt samen met het ontstaan van de trilogie De pest (1947), De rechtvaardigen (1950) en De mens in opstand (1951).  Het thema hiervan is de opstand van de mens die de zin van het leven heeft ontdekt. Het opvallende is, dat het scharnierpunt in met name de twee eerste werken wordt gevormd door het gelaat van de ander dat ons tot ver-antwoord-ing roept en – vooral – tot handelen aanzet. Bij Camus gaat het niet, zoals bij Emmanuel Levinas om het gelaat van de vreemdeling, wees en weduwe, maar het gelaat van een kind.

In De pest is het scharnierpunt de ontmoeting die een kind heeft met één van de hoofdpersonen uit het boek, dr. Rieux. In De rechtvaardigen is het omslagpunt het ogenblik waarop Kaliayev tot de ontdekking komt dat hij niet in staat blijkt een bom op het rijtuig van de Russische grootvorst te gooien.

In Camus’ laatste, onvoltooid gebleven boek De eerste man (1960), waarin de schrijver teruggaat naar het Algerije waar hij is opgegroeid, is een aanduiding te vinden van een thema dat Camus niet meer heeft kunnen uitwerken maar wat ook in Levinas’ latere werk opduikt: ‘amour.’ De liefde bij Camus is liefde voor het concrete – voor de kinderen in De pest en De rechtvaardigen. Of voor zijn moeder, de zwijgzame, halfdove weduwe in De eerste man. Zo is de liefde uiteindelijk synoniem met de omschrijving die Levinas ervan heeft gegeven: ‘goedheid, rechtvaardigheid, verantwoordelijkheid.’ [4]



[1] Blog gebaseerd op een uitgebreider artikel over ‘De joodse invloed op Albert Camus’ in: Bekirbénoe, juni 1995, p. 1-4.
[2] F.O. van Gennep: Albert Camus: een studie van zijn ethische denken. Amsterdam, Polak & Van Gennep, 1962, p. 98.
[3] Herbert  R. Lottman: Albert Camus, a biography. New York, Braziller, 1981, p. 242.
[4] Theo de Boer: Tussen filosofie en profetie, de wijsbegeerte van Emmanuel Levinas. Baarn, Ambo, 1976, p. 115-116.