Schijnbaar lichtvoetig

Mieke Tillema heeft voor haar biografie van Ida Simons (1911-1960) een opmerkelijke insteek gekozen. Ze legt Simons’ autobiografische roman Een dwaze maagd naast het werkelijke leven van de pianiste, schrijfster, overlevende, zoals de ondertitel van haar biografie luidt. Natuurlijk in de wetenschap dat je romanpersonages niet een-op-een kunt vertalen naar het echte leven, maar toch: opmerkelijk is het wel.

Eigenlijk is het dan ook een goed idee om vóór de biografie Een dwaze maagd te (her)lezen. Het boek werd in 2014 herontdekt en gepubliceerd door Uitgeverij Cossee, dezelfde die de biografie uitgaf.
Wanneer Tillema, oud-lerares Nederlands in Haarlem, de roman van Simons loslaat en andere bronnen in haar verhaal betrekt, hoe weinig het er ook zijn, wint het beeld van Ida Simons aan rijkdom: over haar onzekerheid, zwaarmoedigheid, hang naar originaliteit, grote muzikaliteit, eigengereidheid en ontzag voor geleerdheid, maar ook ‘charme, brille en humor (…), stil en schuw’. Opvallend daarbij is Ida’s onzekerheid wat betreft haar taalgebruik. Ze laat haar werk graag door anderen corrigeren, zeker waar het stijl- en spellingkwesties betreft, schrijft Tillema.
Van muziek heeft Ida meer kaas gegeten. Ze heeft les van verschillende pianisten. In 1930 debuteert zij, net negentien jaar oud, in de Circle musical juif in Antwerpen, waar ze als Ida Rosenheimer is geboren. Twee jaar na haar debuut verlooft ze zich met Dagobert (later David) Simons, een jurist. Na haar huwelijk blijft ze optreden onder haar meisjesnaam. In 1937 krijgen ze een zoon: Carel Arthur Jan, roepnaam Jan.

De context van Ida’s leven
Ondertussen is Hitler aan de macht gekomen, een context waar Tillema uitgebreid bij stil staat. Ze roept details op die niet algemeen bekend zijn. Ida heeft een vooruitziende blik en zegt al aan het begin van de oorlog dat Hitler de joden wil uitroeien, ook in Nederland. ‘Uiteindelijk zal hij ons allen naar Polen of God weet waarheen wegsturen’, zegt ze tegen zangeres/verzetsstrijdster en Shoah-overlevende Lin Jaldati (pseudoniem van Rebekka Brilleslijper, 1912-1988). Zij dook onder in de villa ’t Hooge Nest in Naarden, bekend van het gelijknamige boek van Roxane van Iperen. Over haar en haar man Eberhard Rebling (1911-2008) is een boek verschenen onder de titel Lied van verzet.

Soms veronderstelt Simons te veel als bekend of worden ons als lezer details onthouden. Zo is er bijvoorbeeld sprake van de Frederikslijst, een lijst met namen van joden die van maatschappelijke betekenis waren, en van de ‘Barnevelders’, zonder dat meteen duidelijk is, dat de meesten van de lijst werden geïnterneerd op Landgoed Schaffelaar in Barneveld om aan deportatie te ontkomen. Dat geldt ook voor de omschrijving dat Jan mastoïditus had, wat vele pagina’s later pas wordt verklaard als zijnde ‘een uiterst gevaarlijke ontsteking van zijn beide oorbotjes’. En dan: is Judith Belinfante, die enkele malen wordt genoemd, ‘de’ Judith Belinfante, de bekende historica en politica? Uit de context blijkt van wel, maar het wordt als zodanig niet vermeld. Van haar hand zal overigens in november bij M10boeken Uit de onderwereld verschijnen, haar persoonlijke geschiedenis vanaf het moment dat ze in 1943 in de onderduik werd geboren.

Tweede Wereldoorlog
Toch wordt het gezin vanuit Barneveld gedeporteerd naar Westerbork en vervolgens naar Theresienstadt. Simons schrijft erover in haar novelle In memoriam Mizzi; een betrouwbaardere autobiografische bron dan de roman Een dwaze maagd. Door de muziek die Ida zelf speelt en hoort, kan ze het leven volhouden. Op een gegeven moment, in februari 1945, wordt een groep van twaalfhonderd joden uit Theresienstadt op een bijzonder transport naar Zwitserland gesteld.
Op 3 juni 1945 komen ze weer in Nederland aan, op Jan na, die nog in Zwitserland blijft om aan te sterken. Ida treedt weer snel op, met wisselend succes, hoewel ze niet meer terneergeslagen is; nog een karaktertrek die Tillema uitlicht. Wat niet wil zeggen, dat Ida zowel fysiek als psychisch onaangetast is. Ze treedt uiteindelijk steeds minder op en is soms somber en depressief. Ze gaat aquarelleren, componeren en schrijven.
Tillema gaat beknopt in op haar composities die in de nalatenschap van Ida zijn gevonden, maar als je gericht op internet zoekt, kom je ook een stukje in een openbare collectie tegen: La señorita op eigen tekst in de collectie Muziekschatten, het bladmuziekarchief van de Stichting Omroep Muziek (SOM-013058). Het toont de luchtige kant van Ida. Tillema schrijft echter terecht dat Simons’ literaire werk zich ‘op een ander’ (lees: hoger) niveau beweegt dan haar muziek. De humor en lichte toon van haar muziek klinkt er ook in door, maar die ‘laten de grauwheid van het kampbestaan’ waarover ze schrijft ‘niet alleen intact, ze laten die nog scherper uitkomen’, aldus de auteur.

Receptie van Simons’ werk
Toch boort Jan Greshoff Simons’ Slijk en sterren (1956) in Het Vaderland de grond in. Hier had ik ook graag wat meer context gezien. De context is namelijk van de ontvangst van vrouwelijke auteurs door sommige mannelijke recensenten in die tijd; die was vaak negatief en neerbuigend. Die context geeft Erica van Boven in haar proefschrift Een hoofdstuk apart (1992), waarin Greshoff er niet zo goed vanaf komt.
Een uitzondering vormt onder anderen Adriaan van Veen, die in de NRC van 18 april 1959 Een dwaze maagd lovend bespreekt, zoals hij dat later met het postuum verschenen Als water in de woestijn zal doen. Dat is Simons laatst geschreven boek. Ze overlijdt op 27 juni 1960, hoogstwaarschijnlijk door zelfdoding.

Mieke Tillema heeft bergen werk verzet om een contextueel grotendeels sterke biografie te schrijven. Ondanks het weinige bronmateriaal dat tot haar beschikking stond. Dankzij Uitgeverij Cossee komt Ida Simons’ werk de laatste tijd terecht meer in de belangstelling. Het is een mooi geïllustreerde biografie geworden, die al in 2021 verscheen, maar nu weer in een nieuwe oplage beschikbaar is en een ruim lezerspubliek verdient.

Ida Simons
Schrijver: Mieke Tillema
Uitgever: Cossee
Prijs: € 34,99
Bladzijden: 420
ISBN: 978 90 5936 958 0

De oorspronkelijke versie van deze recensie verscheen eerder op de website 8WEEKLY.NL (eindredactie: Priya Wannet) en wordt hier met toestemming herplaatst n.a.v. het verschijnen van de biografie over Simons’ echtgenoot, David Simons (1904-1998) o.d.t. Vergeet de trieste dagen door Hinke Piersma en de presentatie daarvan op 10 september 2024 bij Spui25 in Amsterdam. De alinea’s over Lin Jaldati en Eberhard Rebling, en die over Judith Belinfante werden toegevoegd.

Rothko en fashion

Rothko_laatste schilderijJe kunt je soms afvragen, waarom op een gegeven moment op een bepaalde manier naar het werk van een kunstenaar wordt gekeken: wordt het door de tijdgeest ingegeven of is er iets anders aan de hand?
In het televisieprogramma Kunstuur (AVROTROS, 5 oktober 2014) leek het wel of de receptie van een tentoonstelling over mode in het Rotterdamse Museum Boijmans Van Beuningen de visie van kunstenaar Tjebbe Beekman op de grote overzichtstentoonstelling met werk van Mark Rothko in het Haags Gemeentemuseum accentueerde. Of dat ze op z’n minst met elkaar, en met mij, in gesprek gingen. Waarbij het scheelt dat ik de tentoonstelling in Den Haag al heb gezien, en het werk van Beekman bewonder.

Rothko
Tjebbe Beekman heeft het om te beginnen over het ervaren van een schilderij van Rothko. Hij ervaart er de intense stilte in als na de dood van zijn moeder. Je wordt ‘een soort oneindigheid ingetrokken.’ Of, zoals modeontwerper Mart Visser (toeval bestaat niet …) zegt: ‘Het maakt stiller. Je gaat erin op.’
Het gaat om beweging, vervolgt Beekman. Of liever: bewogen worden. En daarbij boren de donkere doeken uit later tijd een diepere laag in je aan, zonder dat ze – zoals vaak gebeurt – depressief kunnen worden genoemd. Rothko’s laatste doek biedt voor mij zelfs een kiertje hoop (afb.). Het is onaf, je ziet als door een kier het wit van het doek schemeren. Of was dat de bedoeling – zoals Schuberts Unvollendete waarschijnlijk bewust ‘onaf’ is gelaten? Wat heet. Ik weet ook niet of het wel zo klopt om het rood met het bloed van Rothko te vereenzelvigen, die kort nadat hij de kwast had neergelegd zelfmoord pleegde. Dat is naar mijn idee een wat platte vergelijking. En misschien is het óók jammer dat het wat losgezongen is van de rest van de tentoonstelling, zo naast de Victory Boogie Woogie van Mondriaan. Al bewegen beide, volgens Beekman. Zo kun je door blijven kijken en denken, daar in Den Haag en later thuis.

Fashion
Monique van der Heist, die in het volgende item van Kunstuur, over mode en design aan het woord kwam, wil iets soortgelijks. Zij wil in haar ontwerpen geen ‘affe taart’ bieden. Maar ‘zelf de taart afmaken bij wijze van spreken.’ Zoals je in Den Haag in een Rotko kunt binnentreden, zo kruip je in haar kleding.
De jonge ontwerper Aliki van der Kruijs gaat van eenzelfde soort beweging van kleuren uit als Beekman in Mondriaan en Rothko zag. Ze bewerkt haar stoffen voor met inkt, en hangt ze dan buiten in de regen. Dit geeft een bijzonder fraai effect. Haar recente thema is: de invloed van kleur op mensen.
Volgens Han Nefkens, schrijver, kunstverzamelaar en mecenas, stelt mode vragen en is naar buiten gericht. Zoals Rothko met zijn werk wilde communiceren, zonder afbeelding van de werkelijkheid, zonder tussenkomst van taal. Nefkens heeft een werkrelatie met Viktor & Rolf, die zich afvragen waarom ze iets doen. Hun kleding wordt in Rotterdam samengevoegd tot één nieuw werk. Dat was in Den Haag bijna gelukt met de Rothko’s.

Vraag
Blijft de vraag: wie legt wat uit en waarom nu, voor ’t eerst weer een overzichtstentoonstelling van Rothko na veertig jaar? Voor mij geven beide tentoonstellingen een antwoord op de prangende vraag wat (toegepaste) kunst ons anno nu, in tijden van crisis te zeggen heeft. Woordloos, maar des te indringender misschien: ‘Kunst is hoogst noodzakelijk voor de vervolmaking van de menselijke natuur en voor ’s mensen gelukzaligheid’ (Spinoza, 1670).

Mark Rothko – Haags Gemeentemuseum t/m 1 maart 2015.
The Future of Fashion is Now – Museum Boijmans Van Beuningen 11 oktober 2014 t/m 18 januari 2015.