Een andere afslag

‘Bij alle toegangswegen van het park [Geerdinkhof] staan grote borden (…). De lege achterkanten van deze borden zijn een geliefd doelwit van graffitikunstenaars (…). Een jaar of vier geleden werd ik getroffen door een prachtige tekst: iemand had daar met viltstift op geschreven: “I can’t hear God over the thunderstorm”. Ik kan de stem van God niet horen boven het geluid van de storm uit! Zomaar, theologie als graffiti. Ik maakte er een foto van en toen mijn goede vriend Dick Boer vorig jaar een boek over Job schreef, suggereerde ik de foto voor het omslag. Het werd een ander omslag, maar de connectie met Job is duidelijk.’

Dat zei ds. Wilken Veen in zijn preek in de Nieuwendammerkerk op 20 juni 2021. Dat andere omslag mag er overigens zijn; het is een beeld van Job op een mesthoop (dat is het voetstuk) van de kunstenaar Ludwig Oswald Wenckebach (1895-1962) dat staat in Noordwijk-Binnen. Voor u nu denkt, dat ik op dit beeld in zal gaan, neem ik een andere afslag. Die werd mij ingegeven door het omslag een ander boek: Primo Levi na God. Verhalen van een nieuwe Bijbel van de theologe Joyce Rondaij. Het is de publieksversie van haar proefschrift.

Op dat omslag staan – net als op de andere titels van de serie waarin het verscheen – alleen de titel en ondertitel, de naam van de auteur, die van Uitgeverij Verbum en de serienaam (Holocaust en Religie). Verder zijn de door Dianne Rijnbende vormgegeven omslagen wit, helemaal leeg. Conceptuele kunst heet zoiets. Ik had al eerder een titel in deze serie gezien, maar pas nu sloeg het bij mij in als een bom, zoals (toegepaste) kunst kan doen.

Waarom? Omdat het voor mij de ultieme uitdrukking is van het uitdrukkingloze, om met Adorno te spreken. Het omslag zegt dóór die leegte, in het wit, het uiterste dat gezegd kan worden over de Sjoah, die alle begrip te boven gaat. Daar, in die witte ruimte – zoals het soms ook in de witregels van een gedicht mogelijk is – ontmoet de lezer de denkwereld van in dit geval Primo Levi (1919-1987), een overlevende van Auschwitz. Zelf ging hij de dialoog met Job aan, zo lezen we in het boek van Rondaij.

Is de cirkel zo rond? Nee – je mag de ervaringen van Job en die in Auschwitz niet met elkaar vergelijken en het blijft zoeken naar een woordloze taal, maar een ding is zeker: grafisch ontwerper Rijnbende heeft hem wat mij betreft gevonden.

Eerder gepubliceerd in Drieluik, het blad van de Protestantse Wijkgemeente Amsterdam-Noord (januari 2022, p. 8). Wordt hier met toestemming overgenomen.

Prent van de maand – Anne Huitema

Ingezonden als idee voor de tentoonstelling Alsjemenou!
in het Noordbrabants Museum
(10 oktober 2020 t/m 24 januari 2021)

Jaar 1973
Collectie particulier
Kunstenaar Anne Huitema
Bijzonderheid Prent van de maand NRC Handelsblad

Op initiatief van kunstcriticus Hans Redeker (1918-1992), die vanaf 1970 tot aan zijn vervroegde pensionering werkte bij het gefuseerde NRC Handelsblad, kwam de krant met een ‘Prent van de maand’. Het was de bedoeling om beeldende kunst betaalbaar aan te bieden en breder bekend te maken onder een groot publiek, zoals het pocketboek het gedrukte boek populair wilde maken. Ook dat is immers een betekenis van ‘populaire cultuur’.

Het moest niet al te moeilijk en abstract zijn, en daarom koos Redeker weliswaar voor kwalitatief hoogstaande kunst van bekende namen of van jonge kunstenaars waarvan hij verwachtte dat ze door zouden breken, maar die moesten dan liefst wel in een voor niet-kunstkenners herkenbare stijl of idioom werkten. Het medium waarin zij zich uitdrukten, moest makkelijk reproduceerbaar zijn; het waren dan ook vaak etsen die als ‘Prent van de maand’ werden gekozen.

De oplage varieerde naar gelang het aantal intekeningen. Het maximum was honderdvijftig. Een mooi werk van Sam Middleton (1927-2015) haalde in 1972 slechts zestig druksels, maar een kunstwerk van Anne Huitema (1941) kon een jaar daarna niet worden aangesleept (zie afb.), zodat hij met een handjevol verschillende prenten kwam. Dit is voer voor kunstsociologen: waarom sloeg Middleton niet aan (was het toch te abstract?) en Huitema (geabstraheerd realisme) wel?

Het zijn sprookjesachtige landschappen en dorpsgezichten die hij maakte, in de bruine aardetinten die in die tijd ‘in’ waren. Het zijn kunstwerken die in tal van huishoudens aan de wand kwamen te hangen en alleen daarom al een plaatsje in de top-100 verdienen, al is het geen voorwerp zoals de Hema-fluitketel of het Tomado-boekenrek. Ze zetten de discussie over ‘de geschiedenis van de naoorlogse Nederlandse populaire cultuur’ op scherp. Wat is ‘de’ geschiedenis, wat is ‘populaire cultuur’? Een serie kunstwerken van Anne Huitema passen daar helemaal in.

Daarom zond ik dit voorstel in, al wist ik op het moment dat ik het deed al wel dat dit idee het niet zou halen; te elitair wellicht in vergelijking tot toegepaste kunst? Tóch deed ik het, in volle overtuiging en om redenen als hierboven aangegeven. En nog een paar meer; mijn vader werkte mee aan de realisatie van de ‘Prent van de maand’ en de Huitema’s, die aan de muur van mijn ouderlijk huis hingen, hangen nu bij mij. Net als hun Tomado-boekenrekje overigens.

https://www.hetnoordbrabantsmuseum.nl/bezoek/tentoonstellingen-activiteiten/tentoonstellingen/asjemenou/

Rothko en fashion

Rothko_laatste schilderijJe kunt je soms afvragen, waarom op een gegeven moment op een bepaalde manier naar het werk van een kunstenaar wordt gekeken: wordt het door de tijdgeest ingegeven of is er iets anders aan de hand?
In het televisieprogramma Kunstuur (AVROTROS, 5 oktober 2014) leek het wel of de receptie van een tentoonstelling over mode in het Rotterdamse Museum Boijmans Van Beuningen de visie van kunstenaar Tjebbe Beekman op de grote overzichtstentoonstelling met werk van Mark Rothko in het Haags Gemeentemuseum accentueerde. Of dat ze op z’n minst met elkaar, en met mij, in gesprek gingen. Waarbij het scheelt dat ik de tentoonstelling in Den Haag al heb gezien, en het werk van Beekman bewonder.

Rothko
Tjebbe Beekman heeft het om te beginnen over het ervaren van een schilderij van Rothko. Hij ervaart er de intense stilte in als na de dood van zijn moeder. Je wordt ‘een soort oneindigheid ingetrokken.’ Of, zoals modeontwerper Mart Visser (toeval bestaat niet …) zegt: ‘Het maakt stiller. Je gaat erin op.’
Het gaat om beweging, vervolgt Beekman. Of liever: bewogen worden. En daarbij boren de donkere doeken uit later tijd een diepere laag in je aan, zonder dat ze – zoals vaak gebeurt – depressief kunnen worden genoemd. Rothko’s laatste doek biedt voor mij zelfs een kiertje hoop (afb.). Het is onaf, je ziet als door een kier het wit van het doek schemeren. Of was dat de bedoeling – zoals Schuberts Unvollendete waarschijnlijk bewust ‘onaf’ is gelaten? Wat heet. Ik weet ook niet of het wel zo klopt om het rood met het bloed van Rothko te vereenzelvigen, die kort nadat hij de kwast had neergelegd zelfmoord pleegde. Dat is naar mijn idee een wat platte vergelijking. En misschien is het óók jammer dat het wat losgezongen is van de rest van de tentoonstelling, zo naast de Victory Boogie Woogie van Mondriaan. Al bewegen beide, volgens Beekman. Zo kun je door blijven kijken en denken, daar in Den Haag en later thuis.

Fashion
Monique van der Heist, die in het volgende item van Kunstuur, over mode en design aan het woord kwam, wil iets soortgelijks. Zij wil in haar ontwerpen geen ‘affe taart’ bieden. Maar ‘zelf de taart afmaken bij wijze van spreken.’ Zoals je in Den Haag in een Rotko kunt binnentreden, zo kruip je in haar kleding.
De jonge ontwerper Aliki van der Kruijs gaat van eenzelfde soort beweging van kleuren uit als Beekman in Mondriaan en Rothko zag. Ze bewerkt haar stoffen voor met inkt, en hangt ze dan buiten in de regen. Dit geeft een bijzonder fraai effect. Haar recente thema is: de invloed van kleur op mensen.
Volgens Han Nefkens, schrijver, kunstverzamelaar en mecenas, stelt mode vragen en is naar buiten gericht. Zoals Rothko met zijn werk wilde communiceren, zonder afbeelding van de werkelijkheid, zonder tussenkomst van taal. Nefkens heeft een werkrelatie met Viktor & Rolf, die zich afvragen waarom ze iets doen. Hun kleding wordt in Rotterdam samengevoegd tot één nieuw werk. Dat was in Den Haag bijna gelukt met de Rothko’s.

Vraag
Blijft de vraag: wie legt wat uit en waarom nu, voor ’t eerst weer een overzichtstentoonstelling van Rothko na veertig jaar? Voor mij geven beide tentoonstellingen een antwoord op de prangende vraag wat (toegepaste) kunst ons anno nu, in tijden van crisis te zeggen heeft. Woordloos, maar des te indringender misschien: ‘Kunst is hoogst noodzakelijk voor de vervolmaking van de menselijke natuur en voor ’s mensen gelukzaligheid’ (Spinoza, 1670).

Mark Rothko – Haags Gemeentemuseum t/m 1 maart 2015.
The Future of Fashion is Now – Museum Boijmans Van Beuningen 11 oktober 2014 t/m 18 januari 2015.