Steven Nadler en Spinoza (I)

Via de Illustere School, die open colleges aan de Universiteit van Amsterdam aanbiedt, volgen een handjevol mensen twee weken lang naast zo’n ruim dertig studenten en – als aparte ‘categorie’ – emeritus hoogleraar Piet Steenbakkers, die de leerstoel Spinozastudies aan de Erasmus Universiteit bekleedde, avondcolleges over de Ethica van Spinoza door niemand minder dan prof. Steven Nadler, auteur van verschillende boeken over deze en andere filosofen, maar ook over Rembrandt en – recent verschenen – rabbijn Menasseh ben Israël.

Na de eerste week kregen de studenten de opdracht om één van de stellingen uit de Ethica te kiezen en er een stukje van driehonderd woorden over te schrijven. Voor vanavond 11.59 uur. Helemaal op eigen kracht, zonder gebruikmaking van secundaire bronnen, zonder omhaal van woorden hoezeer hun opa of oma al van Spinoza hield. Als ik op de intelligente vragen die ze tijdens de colleges stellen af mag gaan, worden dit vast zeer lezenswaardige stukjes!

Wij als – meest – oudere jongeren die aanschoven, hoeven die driehonderd woorden niet op papier te zetten, maar aangezien ik de grijze cellen graag beweeglijk wil houden, heb ik me er ook aan gewaagd. Met dit verschil, dat ik me niet helemaal aan de opdracht heb gehouden, het is tenslotte een blog.
Ik koos voor de derde definitie (mag dat ook?), in de vertaling van Nico van Suchtelen:

Onder ‘substantie’ versta ik datgene, wat op-zich-zelf bestaat en uit zichzelf moet worden begrepen; dat wil zeggen datgene, waarvan het begrip niet het begrip van iets anders, waaruit het zou moeten worden afgeleid, vooronderstelt.

‘Het ligt misschien voor de hand om bij een definitie over de woorden “versta ik” heen te lezen, maar dat zou in dit geval jammer zijn, omdat er iets wezenlijks in wordt verwoord dat, pars pro toto, veel zegt over wat we in de rest van de Ethica tegenkomt – “ontvouwd wordt”, om met Nadler te spreken. De omschrijving betekent niet alleen: lezer, ik neem je bij de hand, volg mij in mijn argumentatie, maar óók: lezer, ik ga net zoals ik in de Talmoed leerde, in gesprek met andere, in dit verband vooral filosofen. Zoals Jezus van Nazareth een soortgelijke Talmoedische omschrijving bezigde in de Bergrede: ‘Maar ik zeg u’.
Spinoza gaat in deze definitie overigens in gesprek met Descartes, die in tegenstelling tot hemzelf twee substanties onderscheidt: God en mens, waar bij Spinoza de mens een mode is van het subject God of Natuur (Deus sive Natura), door Nadler in zijn colleges een paar keer aangevuld met ‘Power’ (potestas, macht, zie de propositie bij stelling 36: ‘Al wat bestaat openbaart Gods macht, welke de oorzaak is van alle dingen’). Waarbij kan worden aangetekend dat macht zowel behoort tot de substantie als tot de expressie ervan, de attributen.
De substantie is eeuwig en oneindig. Dit impliceert dat de Natuur/natuur, Schepper/schepping eeuwig zijn, dat wil zeggen dat de schepping nog niet is voltooid; een joods idee. Immers: de mens kreeg de opdracht (mitswa) de schepping te helpen voltooien. Want al noem je Spinoza atheïst (zoals Nadler als ik het goed begreep volgende week zal betogen, en ook in zijn boek over de Ethica betoogde) of panentheïst, die veren schud je, ban (cherem) of niet, niet zomaar af. Het biedt in ieder geval openingen tot wat Nadler creatief, zelfstandig denken noemt. En dat is wat hij ook van zijn studenten vraagt.’ (300 woorden). 

Stan Verdult wees op zijn blog naar een video van Nadler over Spinoza en Menasseh ben Israël, waarvan ik de link hierbij onder dank doorgeef: https://bdespinoza.blogspot.com/2019/05/beluister-steven-nadlers-lezingen-over.html

 

Rothko en fashion

Rothko_laatste schilderijJe kunt je soms afvragen, waarom op een gegeven moment op een bepaalde manier naar het werk van een kunstenaar wordt gekeken: wordt het door de tijdgeest ingegeven of is er iets anders aan de hand?
In het televisieprogramma Kunstuur (AVROTROS, 5 oktober 2014) leek het wel of de receptie van een tentoonstelling over mode in het Rotterdamse Museum Boijmans Van Beuningen de visie van kunstenaar Tjebbe Beekman op de grote overzichtstentoonstelling met werk van Mark Rothko in het Haags Gemeentemuseum accentueerde. Of dat ze op z’n minst met elkaar, en met mij, in gesprek gingen. Waarbij het scheelt dat ik de tentoonstelling in Den Haag al heb gezien, en het werk van Beekman bewonder.

Rothko
Tjebbe Beekman heeft het om te beginnen over het ervaren van een schilderij van Rothko. Hij ervaart er de intense stilte in als na de dood van zijn moeder. Je wordt ‘een soort oneindigheid ingetrokken.’ Of, zoals modeontwerper Mart Visser (toeval bestaat niet …) zegt: ‘Het maakt stiller. Je gaat erin op.’
Het gaat om beweging, vervolgt Beekman. Of liever: bewogen worden. En daarbij boren de donkere doeken uit later tijd een diepere laag in je aan, zonder dat ze – zoals vaak gebeurt – depressief kunnen worden genoemd. Rothko’s laatste doek biedt voor mij zelfs een kiertje hoop (afb.). Het is onaf, je ziet als door een kier het wit van het doek schemeren. Of was dat de bedoeling – zoals Schuberts Unvollendete waarschijnlijk bewust ‘onaf’ is gelaten? Wat heet. Ik weet ook niet of het wel zo klopt om het rood met het bloed van Rothko te vereenzelvigen, die kort nadat hij de kwast had neergelegd zelfmoord pleegde. Dat is naar mijn idee een wat platte vergelijking. En misschien is het óók jammer dat het wat losgezongen is van de rest van de tentoonstelling, zo naast de Victory Boogie Woogie van Mondriaan. Al bewegen beide, volgens Beekman. Zo kun je door blijven kijken en denken, daar in Den Haag en later thuis.

Fashion
Monique van der Heist, die in het volgende item van Kunstuur, over mode en design aan het woord kwam, wil iets soortgelijks. Zij wil in haar ontwerpen geen ‘affe taart’ bieden. Maar ‘zelf de taart afmaken bij wijze van spreken.’ Zoals je in Den Haag in een Rotko kunt binnentreden, zo kruip je in haar kleding.
De jonge ontwerper Aliki van der Kruijs gaat van eenzelfde soort beweging van kleuren uit als Beekman in Mondriaan en Rothko zag. Ze bewerkt haar stoffen voor met inkt, en hangt ze dan buiten in de regen. Dit geeft een bijzonder fraai effect. Haar recente thema is: de invloed van kleur op mensen.
Volgens Han Nefkens, schrijver, kunstverzamelaar en mecenas, stelt mode vragen en is naar buiten gericht. Zoals Rothko met zijn werk wilde communiceren, zonder afbeelding van de werkelijkheid, zonder tussenkomst van taal. Nefkens heeft een werkrelatie met Viktor & Rolf, die zich afvragen waarom ze iets doen. Hun kleding wordt in Rotterdam samengevoegd tot één nieuw werk. Dat was in Den Haag bijna gelukt met de Rothko’s.

Vraag
Blijft de vraag: wie legt wat uit en waarom nu, voor ’t eerst weer een overzichtstentoonstelling van Rothko na veertig jaar? Voor mij geven beide tentoonstellingen een antwoord op de prangende vraag wat (toegepaste) kunst ons anno nu, in tijden van crisis te zeggen heeft. Woordloos, maar des te indringender misschien: ‘Kunst is hoogst noodzakelijk voor de vervolmaking van de menselijke natuur en voor ’s mensen gelukzaligheid’ (Spinoza, 1670).

Mark Rothko – Haags Gemeentemuseum t/m 1 maart 2015.
The Future of Fashion is Now – Museum Boijmans Van Beuningen 11 oktober 2014 t/m 18 januari 2015.