Vier kleine Rembrandts in Leiden

Hoe hebben we het nu: vier zintuigen? Het zijn er toch vijf? Dat klopt: zicht, gevoel, gehoor, reuk en smaak. Museum De Lakenhal in Leiden toont er vier. Van stadgenoot Rembrandt. De eerste vier, want de ‘smaak’ is spoorloos.

Rembrandt maakt ze rond zijn achttiende levensjaar (1624-’25) wanneer hij in Leiden woont en werkt. De brillenverkoper [zicht, zie foto hierboven] wordt in 2012 door De Lakenhal aangekocht. De andere drie bevinden zich in The Leiden Collection (New York), de privéverzameling van het echtpaar Kaplan: De operatie (gevoel), De drie zangers (gehoor) en De flauwgevallen patiënt (reuk) dat het als laatste koopt, in 2015. Het is het eerste schilderij met Rembrandts signatuur: RHF (Rembrandt Harmenszoon Fecit).

De vier kleine schilderijen zijn eerder te zien geweest in het Rembrandthuis in Amsterdam (2016-’17). Nu vormen ze de opmaat voor de viering van het honderdvijftigjarig bestaan van De Lakenhal en zijn er honderdvijftig dagen te zien. In één zaal in het hart van het museum, bij de vaste collectie in de buurt.

Alledaagse scènes in eenzelfde opzet
Het zijn alledaagse scènes in felle kleuren, onder andere opvallend roze. Vernieuwend ook, weg van de beeldtradities en personificaties uit die tijd, pasteus (dik) en voor een jonge kunstenaar trefzeker geschilderd. Rembrandt experimenteert al met licht-donkereffecten (clair-obscur), realisme en dramatische emoties, de barokschilderkunst eigen. Waar hij dat allemaal vandaan heeft, is ook te zien in werk van zijn leermeesters en collega’s dat in dezelfde zaal hangt. En waar het toe leidde ook, in enkele schilderijen van leerlingen.

Het clair-obscur bijvoorbeeld vinden we terug op De Onderwereld met de boot van Charon (ca. 1620) van Rembrandts eerste leraar, Jacob van Swanenburgh. Die roze kleur op Lezende oude vrouw (ca. 1625-’26) van Rembrandts vriend en collega Jan Lievens, die waarschijnlijk ook is afgebeeld op de Drie zangers en Musicerend gezelschap. De kleur roze is trouwens ook gekozen voor de ondergrond waarop de schilderijtjes hangen.

De vier schilderijen hebben allemaal eenzelfde opzet: drie figuren in – voor die tijd – ouderwetse kleding met elementen waarvan men dan meent dat het oriëntaals is. Vergelijkbaar met de uitdossing van Rembrandts Musicerende gezelschap (1626) dat in de nabijheid van de vier is opgehangen.

Vorm versus inhoud
Maar het gaat dus verder dan alleen de invloed van Rembrandts leermeester. Ook de invloed ervan op weer zijn leerlingen komt aan bod. En hoe ze met die invloed omgaan, ervan afwijken. Zoals Gerrit Dou in een zelfportret (ca. 1632). Dou schildert immers niet zozeer pasteus; hij was een Leidse fijnschilder.
De roze kleur komen we ook weer tegen op een doek van Harmen Steenwijk, een Vanitas stilleven (ca. 1650).

De nadruk ligt vooral op de vormelijke aspecten van de werken die worden getoond. Op zich een beperking die voor zo’n kleine, door conservator oude kunst Janneke van Asperen samengestelde expositie in slechts één zaal begrijpelijk is. Maar het maakt wél nieuwsgierig naar een meer inhoudelijke insteek.

Een voorbeeld. Op De brillenverkoper staat de verkoper (Rembrandts vader?) afgebeeld met een opvallende (oriëntaalse) muts, een soort sjtreimel of shtreimel zoals getrouwde joodse mannen die nog wel dragen. Een mooi en vergelijkbaar voorbeeld schildert een andere leerling van Rembrandt, Samuel van Hoogstraten op zijn Man achter een raam (1653, Kunsthistorisches Museum, Wenen). Lang denkt men dat dit rabbijn Lipmann Heller is, een jaar na diens dood geschilderd, hoewel daar nu aan wordt getwijfeld. Dat is link één.

Een andere link is het gegeven dat joden in de tijd van Rembrandt, met zijn gilden, brillen mogen verkopen. Zo komen ze aan de niet antisemitisch bedoelde bijnaam ‘brillenjood’, die later een negatieve bijklank krijgt. Zo zou Rembrandt al jong, nog voor hij in Amsterdam in de Jodenbuurt woont, aandacht voor zo’n joods attribuut tonen.

Het is een beetje jammer dat De Lakenhal zo’n context als deze niet meeneemt en de nadruk legt op formele kenmerken van de getoonde schilderijen. Misschien bij een volgende keer, of tijdens een college op de eerste zondag van de maand wel? Dat maakt een reisje naar Leiden voor sommige mensen vast nog waardevoller.

Deze recensie verscheen eerder op de website 8WEEKLY.nl (eindredactie: Frank Kremer). Wordt hier met toestemming overgenomen.
https://www.lakenhal.nl/nl/verhaal/museum-de-lakenhal-verenigt-vier-zintuigen-schilderijen-van-rembrandt

Het Woord verbeeld

Ter gelegenheid van 2018 Jaar van het Cultureel Erfgoed kwam het Nederlands Bijbelgenootschap met een handzaam gidsje onder de titel Het Woord verbeeld. Ik kwam het nu pas op het spoor, en pas kort daarna las ik een eerste bespreking ervan in Kerk in Mokum.

De kop boven het voorwoord van de directeur van het Nederlands Bijbelgenootschap luidt: ‘De Bijbel als inspiratiebron’. Preciezer gesteld: Bijbelverhalen als inspiratiebron – inclusief de apocriefe. Want laten we wel zijn, en daar is op zich als eerste aanzet niets mis mee, het gaat om twaalf kunstwerken, van ca. 1470 tot en met 1991, waar primair draait om Bijbelverhalen. Allemaal te zien (en niet altijd even te makkelijk te vinden) in het Amsterdamse Rijksmuseum – waarbij aangetekend, dat die van Rembrandt tot 10 juni a.s. onderdeel uitmaken van de expositie Alle Rembrandts en dus niet in bijvoorbeeld zaal 2.8 hangen.

De teksten in het gidsje, allemaal afgedrukt na een kleurenfoto van het kunstwerk dat het uitgangspunt ervoor vormt, zijn onderverdeeld in drie blokjes: informatie van het Rijksmuseum, een link naar het Bijbelgedeelte en een vraag voor de beschouwer. De teksten over het Bijbelgedeelte zijn van de hand van Peter Siebe, persvoorlichter en eindredacteur van de Nieuwe Bijbelvertaling, die ook tot uitgangspunt is genomen.

Het is een spannende onderverdeling, omdat de teksten van het Rijksmuseum vooral gericht zijn op formele kenmerken van de kunstwerken, met omschrijvingen als ‘Door (…). de verf met een spatel te bewerken, bracht hij [Rembrandt, EvS] een plastisch, glanzend reliëf aan’ (over: Het joodse bruidje, zie afb. rechts). Of: ‘Het effect is rijk, maar de kwaliteit van uitvoering is niet bijzonder hoog’ (over een Antwerps kabinet, zaal 2.23).

In de tekstblokjes van Siebe wordt veelal een verbinding gelegd tussen Oude- en Nieuwe Testament, en dat is mooi. Bijvoorbeeld – in het geval van bovengenoemd kabinet – tussen Numeri 21:9 en Johannes 3:14. Een enkele keer echter wordt er een sprong gemaakt die niet in de tekst staat, zoals bij de Beuningkamer (zaal 1.6), waarin het gaat over Handelingen 8:26-39. Volgens de tekst(schrijver) zou Filippus de kamerling, dat wil zeggen een Ethiopiër, wijs maken dat ‘de passage uit Jesaja’ die hij zat te lezen’ over Jezus ging, maar dát staat er niet: ‘Daarop begon Filippus met hem [de Ethiopiër, EvS] te spreken over het evangelie van Jezus, waarbij hij deze schrifttekst tot uitgangspunt nam’ (vers 35) – je zou zeggen: een Talmoedische wijze van tekstuitleg van een passage uit Tenach, zoals je ze zoveel tegenkomt in het Nieuwe Testament.

De vragen zijn van het soort zoals je ze ook wel in Bijbelse dagkalenders of wat behoudende tijdschriften over de Bijbel tegenkomt. Van bijvoorbeeld ‘Heeft u weleens een bovennatuurlijke gebeurtenis meegemaakt?’ (bij De ontmoeting van Joachim en Anna, zie afb. links), ‘Voor wie bent u deze week barmhartig geweest?’ (bij De zeven werken van barmhartigheid) tot ‘Wat vindt u van kunst in de kerk?’ (bij Dirck van Delens Beeldenstorm in een kerk) en ‘Heeft u een voorbeeld in huis dat een Bijbelverhaal uitbeeldt?’ (bij het Antwerps kabinet).

Het is het soort uitgaven dat roept om een vervolg. Daarbij valt dan niet alleen te denken aan meer metaforische in plaats van letterlijke verbeeldingen van het Woord of aan andere musea. In het eerste geval denk ik dan bijvoorbeeld aal het Stilleven met boeken van Jan Lievens (ca. 1627-’28) waarop je niet alleen boeken (waaronder de Bijbel?) ziet, maar dat ook een wijnkan en een homp brood (Avondmaalsattributen). In het tweede geval zou een boekje als Een soort bijbel. Vincent van Gogh als evangelist van Anton Wessels de aanleiding kunnen zijn voor een gidsje voor het Van Goghmuseum.

Overigens: Peter Idenburg mag in zijn recensie in Kerk in Mokum dan wel opmerken dat de ‘brochure gratis beschikbaar is bij het Nederlands Bijbelgenootschap, [maar] helaas niet bij de balie van het Rijksmuseum’ – het museum heeft in de winkel wel een fraaie reeks boekjes met verdiepende teksten over onder meer Het Joodse bruidje en De zeven werken van barmhartigheid. In het eerste staan interessante gegevens over modernere interpretaties over het afgebeelde tafereel, dat in het gidsje van het Nederlands Bijbelgenootschap wordt beperkt tot de gangbare: Isaak en Rebekka. Waarvan akte.

www.bijbelgenootschap.nl/bijbelroute

https://www.protestantsamsterdam.nl/loop-de-bijbelroute-langs-twaalf-meesterwerken-in-het-rijksmuseum/

https://www.rijksmuseumshop.nl/nl/boeken-en-dvd-s/rijksmuseum-reeks