Het nieuwe liedboek (IX)

Marc BijlOmdat we in de Amsterdamse Oude Kerk een – naar eigen zeggen – ‘eigenwijze’ kerkmusicus hebben, zongen we vanmorgen Lied 352 (Jezus, meester aller dingen) uit het nieuwe liedboek op de wijs van Adriaan Schuurman uit het Liedboek voor de kerken 1973. Ik mag dat wel. En ik snap het ook wel.

 

De melodie op de tekst van Tom Naastepad, die in het nieuwe liedboek de ondertitel ‘Jezus, Jona en het lot’ kreeg, is een 14e eeuwse melodie bij Valentin Trillers Quem pastores laudavere. Roept het daar associaties op met een kindeke Jezus dat wordt gewiegd, bij de tekst van Naastepad doemt bij dezelfde melodie een rustige zee met bij wijze (!) van spreken een scheepken onder Jezus hoede voor het geestesoog op.

Maar de psalm (Jona 2:1-11) die we lazen, spreekt daar helemáál niet van. Daar gaat het over roepen uit nood en benauwen, over een HEER die leert bidden (vs. 3). Over de diepte die trok en/of God die Jona de diepte in slingerde (vs. 4). Geen rieten mandje, maar riet dat zich om het hoofd van Jona windt (vs. 6), tot barstens toe. En een God die de vis ertoe aanzette Jona op het droge uit te spuwen (vs. 11).

Dáár past geen wiegende melodie bij, maar één die van de hoogste nood/noot afdaalt, een octaaf lager. En in de laatste zin daar nog een schepje bovenop doet, nog één trede hoger begint.
Daar is over nagedacht. Of liever: hier wordt de spanning voelbaar die Jacques Suurmond in een artikel in Interpretatie (juli 2014, p. 8-11) omschrijft als die ’tussen redelijkheid [ratio] en mysterie, logica en liefde, vertrouwdheid en huiver’.
Dat artikel heet: ‘De kerk mist kippenvel’. Het nieuwe liedboek, merkten wij vanmorgen, soms ook. En dat is jammer.

Daarom is het goed dat in dezelfde kerkdienst werd gewezen op de obelisk van gebroken spiegels, een kunstwerk van Marc Bijl dat in het kader van de tentoonstelling SALON/Big Bang momenteel in de Oude Kerk staat (zie afb.). Wiskundige schoonheid, ratio? Ook – maar primair een openbaring als ‘een breuk, een scheur in ons bestaan’ (Suurmond).
Het is als een gedeelte uit een gedicht van M. Vasalis dat Suurmond citeert. Een liturgie,

een orde waar ruimte voor de chaos is,
en voel de vrijheid van een grote liefde,
die plaats voor wanhoop laat en twijfel en gemis.

Have faith!

Verhagen_Oude KerkLuister naar de oerknal waarmee het videoportret van de Duits-Amerikaanse componist Johanna Beyer (1888-1944) door Patricia Werner Leanse begint. Hoezo: een harmonieuze Music of the Spheres (1938)? Het lijkt er niet op!
(http://vimeo.com/102013965).

Kijk maar naar de figuur in een motorpak, een helm op het hoofd. Ze rent door een woest landschap, een maanlandschap lijkt het soms, en dan weer over een hunnebed. En toch! Is zij soms een ruimtevaarder die de grootsheid van de schepping ervaart, zoals Buzz Aldrin die bezong met Psalm 8? Met alle moois aan flora en fauna die de film toont.

Het blijft je achtervolgen, dat jachtige geren van de vrouw. Soms in zwart-wit. Is ze nieuwsgierig naar de wereld om haar heen? Of angstig om wat ervan is geworden. Een verlaten wereld, waarin verder geen mens valt te bekennen.

Ik moet denken aan de tentoonstelling SALON/Big Bang in de Amsterdamse Oude Kerk. Met name aan de installatie GIB GNAB van Herman Verhagen in de Heilige Grafkapel. Een stel vaasachtigen op een voet, met een steel en een omgekeerde schaal van rode klei (terracotta) werpen donkere schaduwen op de zerken (zie afb.). Ze doen onmiskenbaar denken aan het omgekeerde van de Big Bang: de vernietiging van de aarde door een kernbom. De paddenstoelen van Hiroshima en Nagasaki staan nog op ons netvlies.

Dirigent Antal Dorati liet in 1983 vijf uitvoeringen van Haydns Die Schöpfung vooraf gaan door Threnos van Penderecki: chaos voor en na de schepping. Als een appèl aan de wereld.

Er bestaat onmiskenbaar een verband tussen schepping en chaos. De video laat het zien, de kunst in de Oude Kerk toont het, en Antal Dorati liet het horen. En toch: wachten die pluisjes in de film er niet op om te worden weggeblazen? Als een wens.

Essential is that you and I and all the others
Have faith, have faith in things to come,
In things that passed, and are.

Eén enkel takje

Navid NuurHet kan met het takje dat uit een steen groeit, een werk van Navid Nuur (1976, Teheran) op de tentoonstelling SALON/Big Bang in de Amsterdamse Oude Kerk, twee kanten op (zie afb.). Ofwel het is één enkel geblakerd, kaal takje dat nadat de wereld is vergaan een stille getuige is van het slagveld, ofwel het is een nieuwe, nog bladloze loot die is ontsprongen uit een rots, een steen als een bevroren traan (Novalis). Als door Mozes die op een rots sloeg eruit geslagen. Of als het ene twijgje dat de duif na de zondvloed in de bek had.

 

Een takje dat in de kerkdienst op 20 juli 2014 verklankt werd door zowel het openingskoraal Wenn wir in höchsten Nöten sein als het slotkoraal Nun danket alle Gott, beide van Joh. Seb. Bach. Door Jacob Lekkerkerker in eenzelfde, ingetogen registratie gespeeld. En allebei eindigend met eenzelfde akkoord. Toeval bestaat niet.

Een takje dat verbeeldde wat de uitleg door ds. Justine Aalders van het Evangelie van deze zondag (Mattheüs 13:24-30, 36-43) ons bracht: Gods toekomst groeit ook, als zaad op de akker, als een klein takje op de rots, ook al zien we ’t vaak over het hoofd, omdat we ons concentreren op het onkruid, of op de rotsachtige grond waarop het valt of staat. We moeten geduld hebben en erop blijven vertrouwen dat het, dat hij zal groeien. Tegen de klippen op.

Maar kijk, toch is het vreemd. Dat takje is weliswaar wat schuin tegen die steen ‘aangeplakt’, maar lijkt ook o zo stevig te staan. Alsof hij vaste grond onder de voeten heeft, stevig geworteld is. Alsof die steen de rots (Petra) van Petrus is. Die ook zo weer kan worden weggeslagen, meegesleurd door de woelige baren van de zee die ik onder de steen van Nuur vermoed, als bij Mont Saint Michel.

Misschien groeit het takje uit tot een boom. Dat valt nu nog niet te zeggen, – nu zeker niet te zeggen. Maar ik hoop wel dat we eens kunnen oogsten van de vruchten die hij brengt.