Christiaan Verbeek: De wanen

Al zou de naam onbekend zijn, toch is de kans aanwezig dat zijn muziek wél bekend is: Christiaan Verbeek, componist van onder andere muziek bij de film Helium waarvoor hij in 2014 een Gouden Kalf won. In 2018 kwam tijdens de Dag van de Morgendienst in de Amsterdamse Keizersgrachtkerk een andere kant van hem naar voren: als componist van een stuk in opdracht van Cello Octet Amsterdam voor een reeks concerten rond de tachtigste verjaardag van de componist Arvo Pärt. Hierbij werd hij geïnspireerd door het gedicht Aan het grensland van Rutger Kopland.
Nu is zijn werk te horen bij de lunchtheatervoorstelling De wanen in het Amsterdamse Theater Bellevue (van 22 september t/m 16 oktober 2022). Dichter Ingmar Heytze, regisseur Olivier Diepenhorst en actrice Abke Haring maakten deze voorstelling, samen met Verbeek en enkele andere theaterkunstenaars, waaronder dramaturge Janine Brogt. Wegens persoonlijke omstandigheden wordt de rol van Haring echter overgenomen door Alwin Pulinckx.

Christiaan Verbeek
In 2018 sprak ik met Verbeek voor Kerk in Mokum. Met toestemming neem ik enkele gedeelten uit dat interview hier over ter gelegenheid van genoemde theatervoorstelling. Ook een grensland eigenlijk; een voorstelling namelijk over de onaangepaste geest. Heyze schreef de dichtbundel De Atlas van wanen, die nooit is gepubliceerd, maar tot toneeltekst, een monoloog werd omgewerkt.

‘Ik vind’, zei hij in 2018 tegen mij, ‘grensgebieden interessant. Dáár wordt het spannend. Ik heb een jazzachtergrond en ben toen meer op het klassieke pad geraakt. Mijn projecten zijn muzikaal behoorlijk uiteenlopend. De bron is het leven, zijn ervaringen. Bijvoorbeeld de natuur, of wat je van huis uit meekrijgt.’

Aan het grensland
Voor zijn compositie ‘Aan het grensland’ ging Verbeek naar De Hors op Texel, waar hij is geboren. ‘Dat is letterlijk een soort grensland, waar strand in zee en zee in lucht overgaan. Het zinderende van die lucht zit bijna in al mijn muziek. Maar het blijft niet bij deze wazigheid, ik zoek ook duidelijk naar structuren. In dit geval de drieslag die Kopland aanreikt: het hiernamaals, het hiervoormaals en het nu. Het stuk begint met een inleiding die de zoektocht naar het grensland verklankt, dan volgen dertien noten en dan begint het gedicht pas. De tekst staat ook in de muziek, zodat de musici weten waar ze zijn.’
Dertien staat voor de laatste strofe uit het gedicht:

je denkt aan je jeugd aan 1 Korintiërs 13
nu kijken we nog in een wazige Spiegel
maar straks staan we oog in oog.

In deze drie regels zitten heel wat lagen verstopt: de jeugd van Verbeek, als domineeszoon vertrouwd met kerk en liturgie, de wazige Spiegel die verwijst naar een van de bekendste composities van Arvo Pärt: Spiegel im Spiegel, en het meer concrete oog in oog staan.

Impressies
Ik zeg dat Verbeeks muziek mij tot nu toe impressionistisch overkomt; niet als stijl (het impressionisme), maar als insteek, in het verklanken van een sfeer. Verbeek (h)erkent het: ‘Ik heb dit van huis uit meegekregen. Mijn moeder en ik stuurden elkaar altijd kaarten van impressionistische schilderijen van Monet en we luisterden naar Debussy. Maar dat is ook een fase. Mijn muziek wordt steeds concreter, want hoewel Aan het grensland een zekere vaagheid ademt, kent het  ook een heel duidelijke vorm: zoektocht – gedicht – terug in de wereld. Aan het grensland staat voor mij tussen het aardse en het religieuze in. Een gebied waar Pärt, Kopland en ik elkaar ontmoeten.’ Zoals Verbeek in Wanen onder meer de tekst van Ingmar Heytze ontmoet en het grensland tussen waan en werkelijkheid.

Foto bovenaan deze blog afkomstig van de website van Christiaan Verbeek: https://www.christiaanverbeek.com/
Zie ook: https://www.theaterbellevue.nl/agenda/3796/Ingmar_Heytze_Olivier_Diepenhorst_Alwin_Pulinckx/De_wanen
En tenslotte mijn recensie: https://8weekly.nl/recensie/theater/de-wanen-theaterdebuut-waar-alles-aan-klopt/

Cent mille chansons

Frida BoccaraIngmar Heytze dichtte ‘Voor de liefste onbekende’. Hij is blij haar nog niet te kennen, die geen sporen achterlaat, de deur steeds voorbij is gelopen. De ik-figuur is nog niet aan haar gehecht, kijkt bepaald niet naar haar uit. Zij mag de tijd nemen.

 

 

Ik herken het gedicht vanuit een heel andere, omgekeerde ervaring. Halverwege de twintig was ik en met vakantie in Frankrijk. In Chamonix, ik weet nog precies hoe en waar, hoorde ik een Frans chanson door een luidspreker schallen. Ergens in mijn onbewuste heeft het meer dan dertig jaar liggen slapen, als een beetje water dat in een putje blijft staan:

Wacht een maand, een jaar,
de eeuwigheid en één seconde meer –
maar kom, voor ik mijn ogen sluit.

En toen werd het chanson wakker gekust, door Ernst Daniël Smid die de eerste regel ervan zong in een praatprogramma op de televisie. Het bleek Cent mille chansons van Frida Boccara (afb.) te zijn. Op één of andere manier heeft het nooit in mijn grijze cellen een verbinding aangegaan met de aria Mache dich, mein Herze, rein uit Bachs Matthäuspassion, waarop het is geënt en dat ik al zo vaak op de radio had gehoord. Gespeeld door onder meer mijn oud-hoboleraar Leo van der Lek op Palmzondag vanuit het Amsterdamse Concertgebouw, met “iets van stille, verborgen vreugde” (G. van der Leeuw).

Het is vast allemaal wetenschappelijk verklaarbaar: muziek die je voor je 25e hoort raakt diep en beklijft ergens, samen met beelden van de omgeving waar je het hebt gehoord (de zogenaamde ‘herinneringshobbel’). Een ervaring die op de achtergrond raakt (de hippocampus) maar op een gegeven moment wordt opgeroepen (de amygdala) en als Assepoester ontwaakt. Maar wat belangrijker is:

Ik dank de sterren en de maan
dat iedereen die komt en gaat
de diepste sporen achterlaat.

Ook een melodie.