‘Uitnodigend en zachtmoedig’

 

 

 

 

 

 

 

 

Verleden jaar kreeg ik van de historicus Wim Berkelaar enkele deeltjes uit de reeks Ter Lezing, teksten van voordrachten die werden gehouden op bijeenkomsten van het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme (1800-heden) van de Vrije Universiteit Amsterdam.
Een van de deeltjes was TL7: Het maatschappelijk engagement van christelijke filosofen. Het betreft de teksten van een middagcongres op 1 april 2011. Eén daarvan heet S.U. Zuidema en de dekolonisatie en was gegeven/geschreven door Herman Smit, die in 2006 promoveerde op de houding van de gereformeerden in – zoals het wordt genoemd – de Indonesische kwestie.[1]
Zijn betoog raakte me om verschillende redenen. In de eerste plaats lag het in het verlengde van mijn Jaarthema 2021: Indonesië. In de tweede plaats raakte het op verschillende punten aan mijn persoonlijke leven en zette op die manier aan tot doordenken.

Zuidema en Verkuyl
Smit probeert om te beginnen een ‘brug te slaan tussen de zachtmoedige Zuidema (foto links) van die preek [in de Utrechtse Tuindorpkerk waarmee hij zijn artikel begon, EvS] en de harde Zuidema van de Indonesische kwestie’. Een houding die volgens Smit verwantschap vertoont met het denken van Joh. Verkuyl (foto rechts, 1908-2001), met wie Zuidema in een Jappenkamp heeft gezeten.Mijn ogen bleven haken op de naam Verkuyl.

Het geval wil namelijk dat ik hem een keer heb gehoord toen ik op het Hervormd Lyceum in Amsterdam zat (1970-’72). Hij hield er toen een lezing, benaderd als vader van een medeleerling. Ik herinner me hem als een markante man, toen al hoogleraar, fel én zachtaardig en bekend door zijn pleidooi voor de onafhankelijkheid van Indonesië. Tegendraads ook en dat zijn allemaal dingen die mij als puber aanspraken. In 1969 had hij zich uitgesproken tegen de Apartheid in Zuid-Afrika (Breek de muren af!) en de Vietnamoorlog. Vraag me niet waar hij het over had, want dat weet ik helaas niet meer, maar indruk maakte hij in ieder geval.

De zendingsman Verkuyl
Dat Verkuyl van 1940-1962 zendingspredikant in Indonesië was, algemeen secretaris van de Nederlandse Zendingsraad (NZR) en buitengewoon hoogleraar missiologie aan de VU, sprak mij minder aan. Ik spiegelde mij aan de opvatting van het jodendom, dat geen zending kent en aan een christendom dat in alle bescheidenheid luistert en dialoog prefereert boven zending. Niet dat we in Nederland in die dingen zo sterk zijn, want – lees ik in een recent artikel van journaliste en historica Anne-Lot Hoek over (nogmaals) Indonesië – Indonesische historici wilden destijds een dialoog aangaan met Nederlandse vakgenoten ‘over een breder koloniaal verhaal’, maar dat lukte niet.[2]

Schweitzer en mijn vader
Ik zette ook vraagtekens bij zending vanuit de vraag of wij het dan allemaal beter weten en uit naam van het christendom niet joden werden vervolgd, slavernij werd gedreven, imperialisme, kolonialisme, extreem nationalisme, racisme en noem maar op. Ik wist dat mijn vader, bewonderaar van Albert Schweitzer, zendeling/arts had willen worden, maar dat een zwakke gezondheid hem daarbij in de weg stond. Ik had het voor kennisgeving aangenomen als was het zoiets als: ‘Als jongetje wilde ik brandweerman worden’. Jammer, want zo ben ik zelf wel een dialoog uit de weg gegaan.

Het slot van Smits artikel is mooi. Hij sluit de cirkel en gaat in gedachten terug ‘naar de Zuidema van de Tuindorpkerk: uitnodigend en zachtmoedig’. Zoals Verkuyl. Zoals mijn vader. Interessant artikel dit. Met dank aan Wim Berkelaar.

[1] Zie wat Zuidema betreft: https://resources.huygens.knaw.nl/retroboeken/blnp/#source=5&page=584&view=imagePane
[2] In: De Lage Landen, jrg. 65 (2022) nr. 3 (aug.), p. 90.
De naam van Jo Verkuyl wordt ook terloops genoemd in het artikel  ‘Nederlandse geestverwanten van Barth en de Indonesische vrijheidsoorlog’ van Rinse Reeling Brouwer in het themanummer Postkolonialisme van In de Waagschaal jrg. 52 (2023) nr. 2 (febr.), p. 17.

Wim Berkelaar schreef zelf ook over Zuidema: https://wimberkelaar.wordpress.com/2019/07/05/sartre-zuidema-en-de-slag-om-de-secularisatie/
En: https://wimberkelaar.wordpress.com/2015/02/06/nacht-zonder-dageraad-een-protestantse-polemiek-over-jean-paul-sartre/

Mediteren, nadenken én zingen over het kwaad

Geruime tijd geleden heb ik een keer per week in een ruimte samen met enkele anderen aan Zenmeditatie gedaan. Het was een sessie in de vroege ochtend die was gericht op het zoeken van vrede in jezelf die uitstraalt naar de wereld. Die combinatie sprak mij aan, maar na verloop van tijd ben ik om verschillende redenen met deze geleide meditatie opgehouden.

1.
Omdat ik dat toch ook wel weer jammer vond, daar het mij bij tijd en wijle veel heeft gebracht, was ik blij dat ik stuitte op een week meditatie rond de Psalmen. Elke ochtend mediteren rond een (deel van een) psalmtekst, een paar avonden via ZOOM met elkaar praten over wat het je bracht en een creatieve opdracht.
Toen de week voorbij was, wilde ik het ritme proberen vast te houden en begon met meditaties rond de 150 Psalmen, ook via ZOOM. Per psalm werden enkele verzen gekozen die tweemaal werden voorgelezen. Daarna werd je gevraagd enkele woorden in gedachten vast te houden, gevolgd door de eigenlijke meditatie, het in gesprek gaan met die woorden, – een gebed en stil worden en je openstellen voor de Sjechinah, Gods aanwezigheid; de klassieke lectio divina.

Al bij de derde psalm stuitte ik op een keuze van verzen die mij tegen de borst stuitte; vers 8 was weggelaten:

Sta op HEER, en red mij, God,
sla mijn vijanden in het gezicht,
breek de tanden van de wettelozen.

Waarom zou ik niet over dit vers mogen mediteren? Ik zou zelfs zeggen: juíst over dit vers? Want hier wordt nogal wat gezegd. Dan wordt de eerste oproep die ik zowel tijdens de Zenmeditatie als in de week mediteren over enkele Psalmen ter voorbereiding hoorde, namelijk je voeten goed op de grond te zetten, te aarden. Het doet me denken aan Exercises spirituels (Geestelijke oefeningen, maart 1959, zie foto EvS) van Sedje Hémon (1923-2011) die nog t/m 16 oktober a.s. op een overzichtstentoonstelling in het Amsterdamse Stedelijk Museum is te zien.
Vervolgens luister je naar wat buiten gebeurt, wat dan niet wordt beperkt tot: wat buiten je eigen huis, buiten op straat gebeurt, maar wat er in de (buiten)wereld gebeurt. Dan nader je de tekst volledig, van alle kanten op een manier die wellicht in verschillende vormen van joodse psalmmeditaties wel gebeurt.

2.
In dezelfde tijd dat ik weer aan het mediteren sloeg en er van schrik ook weer (even) mee ophield, stuitte ik op een tekst van Neerlandica Yra van Dijk (op: De Lage Landen, 18 mei 2022) over Arnon Grunberg: De engel die pijn komt brengen: het confronterende oeuvre van Arnon Grunberg. Al even confronterend als de Psalmen.
Zij gaat daarin in op een editie van het boekenprogramma Brommer op zee. Hierin was de auteur op 1 mei 2022 te gast. De presentatoren, schrijft Van Dijk, spraken snel over zijn uitlatingen als ‘Doorleefde wanhoop’, Auschwitz-auteur Tadeus Borowski, concentratiekampen en zijn moeder heen. ‘Het moest wel gezellig blijven’ en gaan over zaken als ‘seks en ‘seksuele grensoverschrijding’. Ik moest onwillekeurig denken aan de psalmmeditatie: dat moeilijke vers laten we maar weg. Van Dijk eindigt haar artikel met een citaat van Grunberg (in Humo, 3 juni 2001): ‘Mensen hebben recht op pijn. Ik zie mezelf als een engel die de mensen dat moet geven waar ze recht op hebben’.

3.
Vervolgens kwam Israëlzondag, de eerste zondag van oktober. In mijn wijkgemeente is het dan traditie dat de twee koren van dezelfde kerk hun opwachting maken. Het een zingt kerkmuziek, het ander ook, maar dan in een lichter genre.
Het eerste koor zong onder meer twee piyutim (hymnen) op muziek van Dov Carmel (geb. 1932). Uit hun kelen kwam de volgende regel op tekst van Israël ben Moses Najara (ca. 1555-ca. 1625):

Vertrap mijn vijanden als stro en verhef mij boven hen.

Zo, die zit. Al zoekend naar betekenissen van Psalm 3 kwam ik terecht op een website waarop ook een verkondiging en uitleg stond van predikant Aart C. Veldhuizen (in de Oosterkerk van Sneek, 24 juli 2011). Hij betoogde daarin, dat je de psalm zou kunnen lezen met je verstand, maar dat je zingen nu eenmaal niet met je verstand doet. Al zingend – leerde ik ook al van ds. Sytze de Vries – kun je woorden in de mond nemen die je nooit zou zeggen. Zoals hier in mijn wijkkerk.
Waar ik naar snakte, was een uitleg en verkondiging in de vorm van een liedpreek, waarin de tekst van Israël ben Moses Najara werd uitgelegd. Dat zou niet alleen de liederen beter in de dienst hebben geïntegreerd, maar ongetwijfeld meer kerkgangers hebben geholpen.

In ieder geval ben ik het – als conclusie – roerend eens met een ingezonden brief van ds. Veldhuizen (in Trouw, 5 december 2006). Hierin schreef hij over het heilige dat wordt ‘versinterklaasd’. Dat is iets dat niet mag gebeuren. Daarom ga ik denk ik de verzen uit Psalm 3 en die van Israël ben Moses Najara maar én mediteren, én ze beargumenteren én tenslotte zingen. Alle goede dingen bestaan immers in drieën. Je moet immers het ene doen en het andere niet nalaten (Matth. 23:23).

 

Link naar de preek over Psalm 3: https://www.aartveldhuizen.nl/psalm-3/
Link naar een mooie podcast over Sedje Hémon: https://podcastluisteren.nl/ep/Nooit-van-gehoord-52-Sedje-Hemon-Nooit-van-gehoord