Twee Vlaamse vrouwen

Lieve JorisIk heb een haat-liefdeverhouding tot oorlogsverslaggeving. Die begon op de middelbare school. Voor het eindexamen Engels las ik A farewell to arms van Ernest Hemingway. Een boek van de grote, baardige macho die het er mij eerder om te doen leek de held te willen uitgangen dan dat hij woorden vond voor wat niet te beschrijven valt.

Had ik als overmoedig oordelende puber er weet van dat oorlogsverslaggeving nauw samenhangt met de dood willen tarten? Wist ik veel dat Hemingway later de hand aan zichzelf had geslagen? Misschien had ik dan genuanceerder geoordeeld. Wie zal het zeggen. Een held is Hemingway in ieder geval voor mij niet geworden. Een antiheld overigens evenmin.

Mijn idee van wat een held en wat een antiheld is, veranderde in één klap toen ik op de televisie een interview zag met eerst Els De Temmerman en later Lieve Joris (zie foto) – allebeide geboren na de dood van Hemingway.
Voor mij zijn het helden omdat zij beantwoorden aan de definitie die Susan Neiman aan het begrip gaf: ‘Een persoon die de dood trotseert en datgene doet wat hij juist acht.’

Els De Temmerman begon bij Artsen zonder grenzen, in Soedan. Daarna ging ze aan de slag als correspondent in Afrika. Zo was zij in Rwanda tijdens de genocide, in Oeganda toen er kinderen werden ontvoerd.
Lieve Joris heeft niet alleen Afrika maar ook het Midden-Oosten en later Azië als werkterrein; afgelopen seizoen vertelde ze erover tijdens een inleiding op één van de concerten in de AAA-serie van het Koninklijk Concertgebouworkest. Volgens Wikipedia heeft ‘Joris veel gereisd door landen waar de situatie vaak niet ongevaarlijk was en heeft haar belevenissen beschreven, waarbij ze een link legt tussen de gebeurtenissen in de levens van de mensen die ze heeft ontmoet en de politiek-sociale en culturele context.’

Lieve Joris geeft geen neo-kolonialistische waardeoordelen, maar probeert te achterhalen hoe volken zelf hierin staan zonder zelf overigens buiten schot te blijven. Dit geeft haar werk, samen met de context die ze biedt, in mijn ogen uiteindelijk een meerwaarde boven dat van De Temmerman.

Blog n.a.v. de 80ste verjaardag van het Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging (IAV) en een literaire avond met Lieve Joris en de Congolese schrijver Fiston Mwanza.  Over schrijven, ballingschap, reizen, passie, armoede en Congo naar aanleiding van de vertaling van Mujila’s debuutroman Tram 83. Aflevering 1 in een nieuwe reeks onder leiding van literatuurcriticus Margot Dijkgraaf. Openbare Bibliotheek Amsterdam, 8 december 2015, 20.00 uur.

 

Klein, gekleineerd?

Nico RostTwee artikelen vandaag in dagblad Trouw die te denken geven. Het eerste onder de kop ‘Hoofdrol in verzet voor drie vrouwen’ van Meindert van der Kaaij. Over wat in de leader wordt genoemd ‘de drie belangrijkste’ vrouwen die leiding gaven in de illegaliteit. Over Marie Anne Tellegen (1893-1976), Esmée van Eeghen (1918-1944) en Frieda Belinfante (1904-1995). Het tweede van Sander Becker onder de kop ‘Auschwitz-boekhouder (93) berecht.’ Over Oskar Gröning, die een ‘kleine’ nazimisdadiger wordt genoemd. Zelf dacht hij niet te zullen worden vervolgd, omdat hij niemand had gedood.

In beide gevallen wordt een rol in respectievelijk het verzet en de oorlog gekleineerd: die van vrouwen en die van ‘kleine’ misdadigers. Nog het één nog het ander is terecht en daar komt ook in beide gevallen verandering in. Toni Boumans schreef een biografie over Frieda Belinfante, Gröning moet voor de rechter verschijnen voor medeplichtigheid aan de moord op 300.000 Hongaarse joden.

Het is een zaak van recht en gerechtigheid. Dat was iets dat journalist en verzetsman Nico Rost (1896-1967, zie afb.) ook op het lijf geschreven was. Hij nam het zowel op voor ‘goede’ Duitsers en vond dat de ‘slechte’, groot en klein, hun straf niet mochten ontlopen. Onlangs kwam zijn dagboek Goethe in Dachau opnieuw uit. Bij wat research voor een recensie daarover stuitte ik op een Wikipedia-pagina waarin Rosts rol in het verzet werd gekleineerd: ‘Zijn verzetswerk lijkt vooral van literaire aard te zijn geweest.’ En dan nog, zou ik zo denken.

We zijn 70 jaar na de oorlog nog steeds goed in het kleineren, van goede en slechte daden, grote en kleine vormen van verzet, van mannen en vrouwen. Waarom toch? Daar ga ik in de aanloop naar de 4 meiherdenking eens over nadenken.