Jo/hanna Pas en vogels

Jaren geleden moest ik tijdens mijn studie eens een gedicht van Martinus Nijhoff laag voor laag afpellen. Ik liet het lezen aan iemand uit het leesclubje waarin ik toen zat. Hij vond dat ik het gedicht op die manier ‘dood had geanalyseerd’. Waarvan akte.

Dat gaan we dus hier niet doen met de quilts van Annie Koning die geregeld in de Nieuwendammerkerk in Amsterdam hingen. U en ik weten dat ze uit drie lagen bestaan: een achterkant, een tussenvulling en een bovenste laag. Tot zover.

Na afloop van een dienst wees de voorzitter van de kernraad mij eens op een artikel in het Ouderlingen{blad} van mei 2024, dat mij wel zou interesseren. Een artikel van Marleen Hengelaar over het kunstwerk Hemelvaart van de Amerikaanse Lynn Aldrich (zie afb. hierboven). Aldrich is, las ik, ‘geïnteresseerd in (…) opeenstapeling’. Niet achter elkaar (zoals ik bij Nijhoff ook zocht áchter de woorden, tussen de woorden), maar bovenop elkaar gestapeld. Stroken gekleurd fluweel, plastic en hout zijn het die ze opstapelde, van donker naar licht. Zoals, – lees ik verder- , ‘Christus je kan optillen naar het licht’. De slotzin van het artikel luidt: ‘Dit hoopvolle beeld kent vele lagen’. Daar heb je het weer, die lagen …

Laten we eens iets beter kijken naar de kleinste quilt, een vogeltje (foto EvS). Geel en zwart met een rood snaveltje en rode pootjes. Een lid van de mezen- of vinkenfamilie? Doet er niet toe – niet gaan determineren.

Interessant(er) is een gedeelte uit een gedicht dat ik kreeg toegestuurd via de Nieuwsbrief van Meander (26 mei 2024), in een bespreking van Hettie Marzak, meelezer van mijn boekje over Anna Enquist. Het is een gedicht van Jo/hanna Pas (1969-2023), dat is opgenomen in de bundel De 44 beste gedichten van de Herman de Coninckprijs (Uitgeverij Behoud de begeerte samen met PoeziëCentrum, 2024).

‘Je mag’, schrijft Marzak, ‘uit het gedicht opmaken dat ze haar dood heeft zien aankomen, maar desondanks is het gedicht niet bitter, maar eerder berustend en hoopvol’. Ik lees er ook de biografie van de non-binaire dichteres en queeractiviste Jo/hanna Pas in. Een naam waarin het mannelijke en vrouwelijke met elkaar is verweven:

 

Ik zal de trillers van de merel zijn
die op de dakrand zingt
Ik zal de ogen van de meerkoet zijn
die in het zwarte water eten zoekt

Ik zal de kraaien op het veldje zijn
die trots elkaar begluren –

Ik zal weer meervoud zijn

Een vogel. En meervoud als de lagen van een quilt van Annie Koning en het kunstwerk van Lynn Aldrich.

Het eerste gedeelte van deze blog is gebaseerd op een stukje dat ik schreef voor Drieluik, het kerkblad van de Protestantse Wijkgemeente Amsterdam-Noord (verschenen in het juli/augustusnummer 2024, p.5). De tweede helft werd voor deze blog in het kader van de Poëzieweek 2025 (30 januari 2025 t/m 5 februari 2025) met als thema ‘Lijfelijkheid’ hieraan toegevoegd.

Een prachtuitgave

Wat een omslag ontwierp Martien Frijns voor Zeven omhelzingen van Friederike Mayröcker (1924-2021) in een vertaling van Ton Naaijkens! Om zomaar te nomineren voor het beste boekontwerp van (de eerste helft van) dit jaar.

De titel van de zeven gedichten, die afkomstig zijn uit de bundel von den Umarmungen (2012) van de Oostenrijkse dichteres, is opgeknipt in vier woorden, die elk op zich de inhoud van de gedichten raken. Met name ‘hel’ en ‘zingen’. Een hel is het, na de dood van haar levensgezel, de dichter Ernst Jandl (in 2000). Om over te zingen, want praten kan haast niet. Ze deed het eerder indirect, via de levens van de componisten Brahms, Clara en Robert Schumann (in: vom Umhalsen der Sperlingswand, 2011). Of was het ook hier Jandl, al werd diens naam niet genoemd?

In deze bundel heet hij voornamelijk eenvoudigweg HEM en ZIJN ‘smartvolle glimlach’ en ‘hand’. Het lyrisch ik wuift HEM na, in de lege (!) karos met brandende lantaarns aan weerszijden ervan. Het rijtuig voor de Sophiensäle, een concertzaal in Wenen, de stad waar ze woonden. De poort ervan komt vaker in de gedichten voor. Net als muziek, zoals in het laatste gedicht dat ze ‘uit eenzaamheid’ componeerde, ‘om ½ 5 des ochtends’.
Hier zijn het geen twee lantaarns, maar twee perenbomen die aandacht vragen. Bomen die vrucht dragen, zoals de gedichten van Jandl ons bijblijven.

Het gaat hier niet over zingen, maar over innig pianospel. Het lied komt (uiteraard, zou ik zeggen; zie het omslagontwerp) al in het eerste gedicht voor: ‘O Silvia’, waarmee wordt verwezen naar het gelijknamige lied van Franz Schubert. Het spookte in haar rond terwijl ze huilt en de winter tegen het raam tikt als een klok. De winter mede als symbool voor de ziel die in contact staat met de dode.
Het getik doet ook denken aan de witte handschoenen van de ruiter die in een ander gedicht tegen de ruit van de koets tikt, terwijl de vrienden wederom in de sneeuw staan en wuiven. Het lyrisch ik zoekt zichzelf, maar vindt het niet. Het is een stukje mee doodgegaan.

Een keer noemt de dichteres de initialen van Ernst Jandl, EJ, wanneer het over diens graf gaat: ucelli ucellini, een heel klein vogeltje dat uit z’n nest is gevallen. Het nest in een wit bloeiende appelboom.
Een andere kleur die veel opduikt, is groen. 1) Het groene aardewerk bord (‘den / grünen Steingutteller’), een groen laurierboompje, groene sneeuw, waterputgroen, groen water. Daarom zijn de groene foto’s van plant- en boomfragmenten van de natuurfotografe Ruth van Crevel (1926-2022) die in deze bundel zijn opgenomen zo treffend gekozen.

Een prachtuitgave ter gelegenheid van de Martinus Nijhoff Vertaalprijs 2023 aan Ton Naaijkens. Later dit jaar wordt de volledige bundel van Mayröcker bij de Stichting M10boeken uitgegeven.

———

1) Zou hier ook nog ten diepste worden gerefereerd aan liederen van de Oostenrijkse componist Franz Schubert? De filosofe Susanne Langer wijst in haar Over de betekenis van muziek (uitg. LETTERWERK, Borgerhout, 2023) op diens lied ‘In Grün will ich mich kleiden’ en schrijft dan: ‘waar de woorden Mein Schatz hat’s Grün so gern’ (…) op een heldere en hoge frase gezet zijn, om onmiddellijk te worden herhaald in een lage en vlakke frase, die als een sombere ondertoon volgt’ (p. 144). Over zingen gesproken …

Friederike Mayröcker: Zeven omhelzingen
Vert.: Ton Naaijkens
Met nawoord
Foto’s: Ruth van Crevel
Uitg.:Stichting M10boeken
Pagina’s: 40
ISBN 978 94 93332 03 4
Prijs: € 15,–