Elegant en intiem

Ian Buruma krijgt de Gouden Ganzenveer 2019 voor zijn werk dat, volgens de jury, getuigt van ‘een groot verantwoordelijkheidsbesef’. Dat is helemaal waar en beter te vatten dan het gegeven dat – ook een uitgangspunt bij het toekennen van de prijs – grote verdiensten heeft voor ‘het Nederlands geschreven en gedrukte woord’.

Lees het nawoord van zijn prachtige boek Hun beloofde land er maar op na: Buruma schrijft zijn boeken uitsluitend in het Engels. Ze komen dus in Nederlandse vertaling tot ons.
Ik heb dit boek er maar weer eens bij gepakt en ik raad iedereen aan dit ook te doen.
Buruma vertelt in dit boek op basis van hun briefwisseling het verhaal van zijn Duits-joodse grootouders, Ben en Win, die Engelser werden dan Engels. ‘Zorgvuldig en mooi geschreven (…), elegant en intiem’ aldus Philip Roth op de achterflap. Ik kan het alleen maar beamen.

Hier en daar heb ik streepjes of een vraagtekentje in de kantlijn geplaatst: op twee ervan ga ik hier in. Het eerste vormt de aanleiding tot deze blog: een foto van ‘een nog heel jonge rabbi Zimet’, op een trap zittend, tokkelend op een mandoline en een lied zingend met twaalf pleegkinderen. Ik kan het mis hebben, maar het lijkt me toch eerder een luit te zijn op die foto (zie afb. rechts boven).

Dit voert me naar het tweede streepje: naar de zinsneden ‘Wins gevoelens waren wat ingewikkeld doordat ze, buiten de Duits-Joodse band met de klassieke muziek, geen religieuze of culturele traditie had, maar blijkbaar was het voor Bernard zelf ook niet altijd helemaal duidelijk waar hij zich het meest thuis voelde’.

Ik moet denken aan een hoofdstuk over weliswaar ‘De terugkeer van de blokfluit’ (in: De blokfluit en zijn muziek van Edgar Hunt, 1966). Hoewel het dus niet over de luit gaat, geeft Hunt wel een goed beeld van de Engelse en Duitse wedergeboorte van oude instrumenten als de blokfluit, maar terzijde ook de luit en de viola da gamba in de tijd die Buruma ook beschrijft: voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog.

In Engeland was het Arnold Dolmetsch (1858-1940) die zich in die oude instrumenten verdiepte, in Duitsland onder meer Max Seiffert (1868-1948). Dat de blokfluit ook het instrument werd van de Hitlerjugend is navrant. Wat rabbi Zimet met de kinderen op de trap zong, was ongetwijfeld een volksliedje. Dat paste in dat tijdsgewricht.
De oude instrumenten werden uiteindelijk als volwaardige instrumenten beschouwd, en niet langer ‘voorlopers’ van de dwarsfluit, gitaar of cello.

Juist die verhouding tussen Engeland (patriottische volksmuziek) en Duitsland (nationalistische muziek)  zou het verhaal van Buruma aangaande muziek(instrumenten) nog een diepere laag hebben kunnen geven. Maar niet getreurd – hij is, volgens een recent interview bij Eva Jinek, alweer met een nieuw boek bezig. Ik ben, en blijf, benieuwd!

Eén onderlaag

St. Nicolkaaskerk PurmerendDagvoorzitter Willem Poot stelde tijdens zijn inleiding op een dag van de Stichting Orgelnetwerk Noord-Holland (24 mei 2014 in de St. Nicolaaskerk te Purmerend, zie afb.), die geheel was gewijd aan de interpretatie van orgelwerken van Joh. Seb. Bach, dat Bach door het gebrek aan autografen eigenlijk ‘leeg’ is en door de organist kan worden gevuld. En – voeg ik daar maar even aan toe – door de toehoorder. Of het helemaal waar is, laat ik overigens in het midden.

De ene organist deed dit vanuit de vorm, de ander vanuit de inhoud. Bijvoorbeeld in de Fantasia in g kl.t. BWV 542, met een deel dat in de stylus fantasticus is geschreven en een gedeelte dat meer polyfoon is. Tjeerd van der Ploeg speelde het eerste wat vrij en het tweede wat streng, Kees van Eersel benadrukte het verschil in karakter: het eerste werd onder zijn handen dramatisch van toon, het tweede was vanuit de vocaliteit gedacht.

Tijdens de pauze van deze studiedag las ik in De Groene Amsterdammer (22 mei 2014) onder andere een artikel van Joost de Vries over de toneelvoorstelling Anne. Op een gegeven moment komt daarin Philip Roths The Ghostwriter ter sprake, waarin Anne Frank figureert als een levende vrouw in Massechusetts.
Ze weet dat de publicatie van haar dagboek het leed voor veel mensen invoelbaar heeft gemaakt en wil de mythe niet ongedaan maken. ‘Het portret van Anne moet blanco zijn, waardoor je er alles in kunt zien dat je wilt’, schrijft De Vries.

Ik zou liever zeggen: je mag de ondertekening van het portret niet zien, maar deze stuurt wel, zoals de noten bij Bach – autograaf of niet -, vorm en inhoud beide. Of zoals Kees van Eersel ’s middags n.a.v. het koraal O Mensch, bewein dein Sünde Gross BWV 622 zei: ‘De articulatie mag je eigenlijk niet horen, maar moet je ervaren’.
Geen ontmythologisering dus, maar dóór de mythe heen prikken en een diepere (onder)laag bereiken en doorléven. Eentje (het lijden) beneemt je al genoeg de adem.