De afgelopen week overleden theaterrecensent, auteur, docent en dramaturg Loek Zonneveld schreef veel over Shakespeare. Als het een toneelopvoering betrof, die ik zelf ook heb gezien, omdat ik al een kaartje had of er naar aanleiding van zijn recensie alsnog kocht, heb ik de voorbeschouwingen en/of recensies bewaard.
Het eerste is een achtergrondartikel over Driekoningenavond (de Groene Amsterdammer, 5 augustus 2005). Een mooie, klassiek opgebouwde bespreking. Eerst gaat het over de ‘scheur in het werk van William Shakespeare’ en de rol die de nar daarbinnen speelt: grappig en, na 1600, droevig. Dan over Twelfth Night zelf, ‘een donkere komedie over de liefde’, en tenslotte over de opvoeringsgeschiedenis van de laatste tijd in Nederland.
Leve de Groene die Zonneveld naast dit twee pagina’s omvattende stuk ook apart nog ruimte bood voor zijn recensie van één van de opvoeringen: die in Diever. (Ik zag die van de Theatercompagnie, april 2006 en had toen waarschijnlijk nog geen abonnement op de Groene, want het is een kopie van het artikel dat ik heb bewaard).
We springen zomaar vier jaar verder; ik heb waarschijnlijk inmiddels een abonnement. Naar Romeo en Julia. In zijn recensie in de Groene van 13 februari 2009 vergelijkt Zonneveld twee producties: door Rik Engelkes en van Het Nationaal Toneel, die ik zag. In deze recensie toont hij zich tegendraads, afwijkend van doorsnee opvattingen: ‘Geen dichtgemetselde visie op het stuk (zoals hier en daar wel is gesuggereerd) maar het resultaat van een intelligente en frisse herlezing van de tekst door Zandwijk en haar spelers’ van het RO Theater. Om te concluderen dat zij Shakespeares ‘toneelpoëzie dichter bij een breed publiek brengt’. En ook daar is volgens Zonneveld niets mis mee.
De opvoering van Rosencrantz and Guildenstern are dead in mei 2010 kreeg zelfs in de Groene een recensie in twee delen: 29 april en 6 mei. In het eerste deel schetst Zonneveld, net als bij Diekoningenavond, eerst de achtergrond, in het tweede gaat hij dieper in op het stuk van Tom Stoppard over de twee nevenfiguren uit Hamlet en de opvoering door zijn (en mijn) geliefde ’t Barre Land.
Heerlijk is weer zo’n overzichtsartikel over verschillende opvoeringen van Hamlet in het seizoen 2010-2011 (de Groene, 14 oktober 2010). Hierin constateert Zonneveld dat ‘Hamlet als twijfelaar – een klassieke, goethiaans-romantische visie op de tekst – al geruime tijd geleden bij het grof vuil is gezet’, al haalde een oud-collega van mij hem nog in 1995 van stal in haar scriptie over de receptie van Sjostakovitsj, wat aanleiding gat tot een duelletje tussen ons.
Zonneveld kent zijn klassieken en citeert Jan Kott, terwijl hij er tevens – en wel vaker – op wijst dat Shakespeare Montaigne las. Hij weet deze kennis echter zó in zijn artikelen te verweven, dat het past als een handschoen en niet overkomt als een omgevallen boekenkast.
‘Dé ultieme Hamlet’, schrijft Zonneveld in zijn recensie van de opvoering door Toneelgroep Oostpool (2 december 2010) bestaat niet. Daarom kun je hem telkens en telkens weer zien.
Dat geldt overigens voor de meeste Shakespearestukken. De volgende in het rijtje was de onvergetelijke opvoering van De storm door de Toneelmakerij. Een voorstelling die je ‘vooral en absoluut’ niet mag missen, zoals hij aanstekelijk schrijft. Klopte helemaal!
Het was, memoreerde Zonneveld in de Groene van 23 juni 2011, ‘het seizoen van vóór de Grote Afbraak, dat begon met de reprise van Shakespeares De storm, in de versie van Liesbeth Colthof en Rieks Swarte’. Om dan uit te roepen: ‘Allemaal verdwenen, allemaal weg!’ Achter deze noodkreet stak ik een brief van de directeur van de Koninklijke Schouwburg, dat de internationale productie van Hamlet door Schauspiel Graz in de regie van Theu Boermans, waarvoor ik een kaartje had gekocht, is geannuleerd ‘wegens financiële redenen’…
Een enkele keer besprak Zonneveld ook een boek. Op 22 september 2011 was dat Het Boek 1996-2008. De Paardenkathedraal, en 23 september stond ik in de boekwinkel om het te kopen, mede omdat er een registratie bij was gevoegd van Dirk Tanghe’s onvergetelijke opvoering van de Midsummernightsdream die ik in Utrecht zag en nooit zal vergeten.
Dan komen er enkele seizoenen (2012-2016) waarin ik veel Shakespeare-voorstellingen zag, die Zonneveld niet recenseerde. En dan is er opeens een kritische bespreking van Het verzameld werk van William Shakespeare (ingekort) door Het Nationaal Theater (de Groene, 12 oktober 2017): je krijgt er niets in mee van de veranderende, verrijkte, spitsere, intelligentere, vindingrijker en geestiger omvang met het werk van de Bard, noch met hoe rappers, collectieven (’t Barre Land!) en mensen als Tom Lanoye ‘onze verhouding tot Shakespeare in de voorbije dertig jaar beslissend hebben verbouwd en verspijkerd’.
Dat geldt ook voor de manier waarop tal van niet-westerse en oost-Europese gezelschappen tegen Shakespeare aankijken; ik zag er heel wat van, Zonneveld (recenseerde) er wat minder van – maar had opeens wel een uitgebreid artikel (de Groene 24 augustus 2017) over de regie van Daria Bukvic van Othello.
Hierna houdt mijn verzameling knipsels over Shakespeare door Zonneveld in de Groene Amsterdammer op, maar gaat verder in William, het magazine voor Shakespeareliefhebbers van het Shakespeare Theater Diever dat ik telkens los koop (een abonnement is onmogelijk): een artikel van zes pagina’s over De getemde feeks (zomer 2017/nr. 10, p. 4-9) onder de kop ‘Ruig’ en een bijna even lang stuk met ‘gedachten bij twee scènes uit King Lear’ (voorjaar 2018/nr. 11, p. 4-7). Met als afsluiting: ‘Wordt vervolgd’.
Dat laatste zal niet meer gebeuren. Het eerste stuk van Shakespeare dat ik komend seizoen zal zien, is uitgerekend King Lear door Toneelgroep Maastricht (buiten Amsterdam overigens, vreemd genoeg). Het zal ook het eerste zijn waarbij ik niet meer hoef uit te kijken naar een voorbeschouwing of recensie van Loek Zonneveld. Verdrietig maar waar. Daarom zal ik tegen die tijd zijn stuk in William herlezen en proberen met zijn ogen naar deze opvoering te kijken. Wordt vervolgd.