Het gebeurt wel vaker dat een organist zijn/haar concert begint met een preludium van Bach en eindigt met de bijbehorende fuga met hetzelfde BWV-nummer, bijvoorbeeld met het Preludium en fuga in Es gr.t. BWV 552 die de Grote Orgelmis omsluiten. De Engelse organist Glen Dempsey deed het afgelopen week woensdag ook tijdens zijn recital op het Sauer-orgel in de Basiliek van de H. Nicolaas tijdens de Amsterdamse Orgelzomer (zie foto).
Hij opende met Bachs Fantasie in g kl.t. BWV 542, vervolgde met onder meer Mendelssohns zesde sonate in d kl.t. op. 65 nr. 6 en sloot af met de Fuga in g kl.t. BWV 542. Toen hij die fuga inzette, leek het op het eerste gehoor als een tang op een varken te slaan. Totdat Dempsy opeens het thema juichend boven alles uit liet komen. Net zoals hij in de sonate van Mendelssohn het thema, in dat geval het koraal Vater unser im Himmelreich, op een gegeven moment juichend boven alle andere stemmen speelde.
Zo gaven niet alleen de fantasie en de fuga elkaar bij wijze van spreken een hand, maar ook de in de geestelijke muziek gedrenkte Mendelssohnsonate en de seculiere Bach, al weet je dat bij hem nooit.
Het is heel wel mogelijk dat onder de concertbezoekers heel veel mensen zaten die op zondag niet naar de kerk gaan maar wie zo’n concert veel doet. Zo’n beetje als de ruim 3.800 volgers die Alain Verheij, de theoloog des twitterlands, in een herhaling van het tv-programma Het Vermoeden (16 juli jl.) tegen Marleen Stelling vertelde: de meeste volgers gaan zelfs niet met kerst naar de kerk, dus dat kun je al niet eens meer randkerkelijken noemen.
Waarop Stelling vroeg of die scheidslijn seculier (de fantasie en fuga van Bach zeg maar) en kerkelijk (de sonate van Mendelssohn zeg maar) nog wel bestaat. Waarop Verheij antwoordde dat zijn twitteraccount – en de uitwerking van het concertprogramma op mij althans – bewijst van niet. De scheidslijnen gaan volgens hem wat anders lopen. Het gesprek tussen beide uitersten lijkt makkelijker te gaan, net als de verzuiling en de allergie voor godsdienst voorbij lijken te zijn. Dat vereist een diepe vertrouwdheid met de cultuur, de maatschappij én de traditie waarin je staat.
Na de ontkerkelijking ligt er volgens Verheij een enorm spiritueel terrein braak, dat op dit moment vooral wordt ingenomen door yoga en mindfulness. De joods-christelijke traditie, zoals hij dat noemde, kan goed aan dat gesprek meedoen vanuit de Bijbelse verhalen, kunst en mensen om ons heen. Samen vormen ze onze kern, ons hart en onze nieren, die ook in een concert ten diepste kunnen worden geraakt. Met een been sta je er op een volkomen seculiere manier (om dat woord nog een keer te gebruiken) in de wereld en in het beleven van kunst en met het andere been ben je diep gelovig. Beide benen heb je nodig om je weg te gaan, om op te been te blijven, als het ware omarmd door een fantasie en een fuga.