Een mens te zijn op aarde – een drieluik

1.
Das Lied vom Jammer der Erde –
zo wilde Gustav Mahler (foto links) zijn als Das Lied von der Erde (1909) bekend geworden liedsymfonie eigenlijk noemen; een donker, zwaarmoedig werk over een decadente cultuur.
Maar pas op, leek de Duitse (opera) tenor Burkhard Fritz vanmorgen tijdens een uitvoering samen met de aan hem gewaagde alt Wiebke Lehmkuhl en het Radio Filharmonisch Orkest o.l.v. Markus Stenz te willen zeggen: het is niet alléén maar kommer en kwel! Hij maakte er op een gegeven moment een klein toneelstukje van, al zwabberend naar voren lopend en aan het eind weer terug waggelend na het lied waarin een dronk wordt uitgebracht op de lente.  
En hij had gelijk: Mahler ving zowel de lente als de herfst van het leven, de vreugde óm en de zwaarte ván het leven, zoals weergegeven in de Chinese volkspoëzie in een vertaling van Hans Bethge, aangevuld met een eigen tekst.

2.
Anders deed de Zwitserse beeldend kunstenaar Thomas Hirschhorn het zoveel jaar later; in 2002, ook na een eeuwwende, maakte hij een installatie onder de titel Neighbours (zie foto Els van Swol). Deze is momenteel (t/m 12 januari 2020) te zien op de tentoonstelling Hybride sculptuur in het Stedelijk Museum Amsterdam.
Volgens een tekstbordje geeft hij het vergaan van de wereld weer, een zogeheten apocalyptische verbeelding. Hirschhorn meent dat de schilders uit de tijd van Mahler, en wellicht ook de muziek van een Mahler zelf, niet langer meer bruikbaar zijn om de huidige realiteit mee uit te drukken.
Het is een werk dat zich, eerder dan met Mahler, laat vergelijken met het oratorium Die Hamletmaschine van de Grieks-Franse componist Georges Aperghis op tekst van Heiner Müller, dat afgelopen week voorbeeldig werd uitgevoerd door solisten, ASKO|Schönberg en het SWR Vokalensemble onder leiding van Bas Wiegers in het Amsterdamse Muziekgebouw aan ’t IJ. En zelfs dan – tussen alle orkestraal en vocaal geweld dat de vorige eeuw verklankt zaten opvallend etherische momenten tussen fluit en celesta. Gelukkig maar, zou ik willen zeggen.

3.
Het woord apocalyptisch dat in verband met Hirschhorn werd gebezigd moet je tenslotte eigenlijk ook anders duiden. Op de manier zoals Anton Wessels onlangs tijdens een zaterdagochtendcursus van het Leerhuis Amsterdam Tenach en Evangelie (LATE) deed: vanuit de hoop op weg naar een nieuwe aarde waarin de zachte krachten als van een fluit en een celesta zullen winnen, of met een andere tekst, van Willem Barnard, waarin vrede en strijd, dagen en nachten naast elkaar staan:

Een mens te zijn op aarde
in deze wereldtijd,
dat is de dood aanvaarden,
de vrede en de strijd,
de dagen en de nachten,
de honger en de dorst,
de vragen en de angsten,
de kommer en de koorts.

Ook Mahler, en zelfs Aperghis, drukte dit op bepaalde momenten uit – en het leek alsof de subtiele arm- en lichaamsbewegingen (zonder dirigeerstokje) van dirigent Stenz dit wilde benadrukken. Bij een vrouwelijke dirigent zou ongetwijfeld worden gewezen op die sierlijke bewegingen, maar bij een man niet. Waarom eigenlijk niet? Op deze manier wist hij de sfeer te scheppen waar Mahler om vraagt. Maar, bleek een half uurtje later, Hirschhorn jammer genoeg, al is het in een ander medium, niet aan raakt. Hij vertelt maar de helft van het verhaal.

De kellner en de levenden

Vestdijk

 

Tot de vijftig beste romans uit de wereldliteratuur behoort volgens NRC Handelsblad onder meer De kellner en de levenden van Simon Vestdijk (zie afb.): http://www.hebban.nl/lijsten/de-50-beste-romans-uit-de-wereldliteratuur-volgens-nrc.
Ik herplaats hier een klein deel uit een inleiding die ik hierover hield voor een Literaire Club in Amsterdam.

 

Al weet ik niet hoe vaak had ik geprobeerd een boek van Simon Vestdijk te lezen – uit te lezen. Maar meestal gaf ik de moed al tamelijk snel op. Tot ik Jaap Goedegebuure in een lezing begeesterd hoorde praten over Vestdijks roman De kellner en de levenden. Er zouden in dit boek invloeden te bespeuren zijn van Kafka (Het proces), Dante (de Divina commedia) en noem maar op. Ik dacht: kom, ik onderneem nog eens een poging – en was, eerlijk is eerlijk, direct verkocht.

Daarna heb ik me méér aan Vestdijk gewaagd. In de boekenkast van mijn ouders trof ik bijvoorbeeld De dood betrapt aan, zes novellen uit 1935. Al meteen in de eerste, ‘Het veer’, vond ik eenzelfde soort thematiek aan als in De kellner en de levenden. Het gaat erin ook over ‘een onverwachte onwerkelijke werkelijkheid’ waarbij letterlijk tussen haakjes wordt aangetekend dat deze staat ‘onder de hemelse hoede van twee bazuinende engelen met een rol perkament tussen zich, en diverse monsters en voorwerpen uit de dierenriem eromheen.’ Voorwaar óók een apocalyptisch beeld!

De overeenkomst met Kafka’s Het proces is – om die lijn op te pakken – het schuldprobleem dat niet alleen in deze roman van Vestdijk, maar ook in diens boek De toekomst der religie voor komt. Dat is niet vreemd, want laatstgenoemd boek was oorspronkelijk bedoeld als een serie lezingen voor de gijzelaars in Sint Michielsgestel. Hier hield Vestdijk ook een lezing over schuld bij Kafka. Deze lezing begint met een verwijzing naar de overeenkomst tussen de ervaringen van Josef K. en de gijzelaars: voor allemaal was onduidelijk waaraan zij zich schuldig zouden hebben gemaakt. Ook de twaalf levenden uit De kellner en de levenden worden zonder opgaaf van redenen uit hun huizen weggehaald.

De overeenkomst met ten tweede Dantes Divina commedia gaat verder dan het feit dat beide auteurs veel met astrologie ophadden. Beiden voeden zich ‘met wijsheid, liefde en deugd’ (Canto I). En wat te denken van de zeven smalle deuren in de bioscoop bij Vestdijk, die de route aangeven? Verwijzen die niet naar de zeven poorten van het voorname kasteel in de vierde Canto? Alleen is het bij Vestdijk allemaal wat minder erg dan bij Dante; de borrelende bloedrivier uit Canto XII zijn bij Vestdijk bloedende tegels.

Het is opvallend dat dit boek tot de vijftig beste romans uit de wereldliteratuur wordt gerekend, want de receptie was er niet naar. Jef van de Sande heeft in een boekje geconcludeerd dat het ‘misschien geen literair meesterwerk’ is, ‘maar wel één van de meest fascinerende boeken van de veelzijdigste schrijver van onze moderne literatuur.’ En daar was ik al dóórlezend gelukkig ook achter gekomen.