Het nieuwe Liedboek komt eraan, en op voorhand artikelen die mij er verwachtingsvol naar doen uitzien. Neem een zin als: ‘Daarbij kan zingen een gezamenlijke ervaring zijn, die je boven jezelf uit doet stijgen, terwijl allen die hetzelfde lied zingen, toch hun eigen lied zingen.’
Deze zin doet mij terugdenken aan een ervaring met ‘Nieuwe Muziek in
de Liturgie’, zoals de titel van een boek uit 1987 luidt (uitg. Stichting Horizon, Harlingen). Eén voorbeeld dat erin wordt beschreven en onder leiding van de maker, Klaas Hoek, tijdens een vesper ook werd beproefd, is mij altijd bijgebleven.
Het gaat om een lied op een tekst (uit Kwatrijnen) van Jakob Israël de Haan:
Het water weet niet waarom ’t valt in het ravijn.
Wat weet de roos, waarom de roos ontbloeit.
Twist niet met God over de pijn,
Die diep uw lenden schroeit.
Iedereen zingt in principe dezelfde melodie, maar ook weer niet. Iedere kerkganger kan namelijk naar eigen inzicht versieringen toevoegen, zodat er individuele expressies ontstaan en de één eerder klaar is dan de ander. Goed naar elkaar luisteren is het devies. Allen zingen zo hetzelfde lied, maar toch ook weer niet. Niet alleen inhoudelijk, maar ook qua uitvoering.
In de eerste plaats beantwoordt dat aan ons huidige, individualistische tijdsgewricht én geeft er tegenwicht aan, want luisteren is en blijft moeilijk. En in de tweede plaats levert het een ervaring op waar we misschien zo naar zoeken en die ons zomaar toevalt.
Ik ben benieuwd wat het nieuwe Liedboek in die zin oplevert. Maar ik houd ook m’n hart een beetje vast …