Een mooi verbond, een mooi verband

De afgelopen tijd had ik gelukkig de gelegenheid om al met zijn orkestmuziek kennis te maken, en gisteren kreeg ik als bezoeker van November Music 2017 ruimschoots de gelegenheid daar gedurende de uitverkochte Fiumarathon zijn kamermuziek aan toe te voegen, oude en nieuwe stukken gedurende vijf concerten in de Willem Twee concertzaal van ’s-Hertogenbosch.
In deze blog beperk ik me daartoe (wat heet: beperk …), in de wetenschap dat ik andere geweldige composities die er omheen werden uitgevoerd daarmee geen recht doe. Met pijn in het hart, want er waren geweldige stukken bij.

Neem alleen al Raw rocks van Aspasia Nasapoulou, uitgevoerd door pianist Ralph van Raat, of Narcolepsie voor gitaar van Aart Strootman, door hemzelf gespeeld. Ik troost me in de wetenschap dat de lezer van deze blog  kans om Aart Strootman zelf een keer te horen krijgt op bijvoorbeeld 30 november a.s., wanneer hij het nieuwe seizoen van Gaudeamus aftrapt met een concert in KuuB in Utrecht. En het strijkkwartet Withorwithout van Mayke Nas dat ook ging, gaat ook tijdens de Strijkkwartet Biënnale Amsterdam, op 3 februari door het Cuypers Kwartet. Voor degenen die Fiumara’s muziek een warm hart toedragen, komt er overigens – begreep ik – volgend jaar ook, in Amsterdam, een herkansing, t.g.v. zijn 50ste verjaardag. En ik ben – om de conclusie maar meteen weg te geven – helemaal verkocht. Eerst door de orkestmuziek, nu ook door zijn kamermuziek.

Terug naar Den Bosch dus, waar de marathon begon met zijn laatste, tweede strijkkwartet, Silver (2017), en eindigde met zijn eerste, I dreamed in the cities at night (2014).
In het eerste werk hoor je Fiumara’s muziek ten voeten uit: een samenballing van renaissance, barok, pop en minimal music. Soms leek het alsof het derde Brandenburgse concert van Bach voorbij kwam, of Vivaldi’s Vier jaargetijden, dan weer was het een John Adamsachtige stijl die de aandacht vroeg. Op een gegeven moment wenste ik dat een schrijver als Bart Stouten op zou staan, die zoals Stouten de Chaconne van Bach tot uitgangspunt van een literair essay nam (Over Bach) dit zou doen met het tweede deel van Silver.
Het verschil met I dreamed in the cities at night lag erin, dat het repetitieve karakter hier vormbepalend werkte, en bij Silver meer een middel vormde om je de klankweefsels en –vlakken in te trekken, als bij een schilderij van Rothko.

Een andere rode draad in het werk van Fiumara ligt volgens Joep Chirstenhusz in een mooi boekje dat t.g.v. November Music 2017 verscheen, What you hear is what you hear, in de buitenkant van zijn muziek, ‘in de lichamelijke ervaring van de sound zonder meer, of wat Fiumara “de huid van de klank” noemt.’
Je mag dit zeer fysiek opvatten, hoorden wij uit de mond van korte inleidingen op enkele van de gespeelde werken door gitarist Aart Strootman en saxofonist Tom Sanderman; voor beide musici schreef Fiumara een werk voor hun eindexamen aan het conservatorium.
Strootman speelde onder meer For Aart Strootman (2010). Een vinger brekend werk, dat mij net als The river beneath us (2015) dat Sanderman speelde deed denken aan de virtuoze solofantasieën voor blokfluit van Telemann: virtuoos, soms quasi meerstemmig net als Telemann maar voor alles van een diepgang die beroert.

Dit laatste gaat tenslotte op voor Counting Eskimo words for snow, een eigen bewerking die Fiumara voor piano en band maakte van een werk voor soundscape, een compositie uit 2008. Een prachtig sensitief werk waarin ook renaissancemuziek, minimal music en popmuziek een verbond met elkaar aangaan. Dat ze dit maar vaak mogen doen! Ik zie nu al uit naar 2018, waarin t.g.v. zijn 50ste verjaardag meer van hem te horen zal zijn.

Foto: Roger Cremers

Alfred Schnittke

SchnittkeHans Haffmans vraagt zich in het tijdschrift Luister (oktober/november 2014) af, of Alfred Schnittke (zie afb.) nog wel wordt gespeeld. En moet aan het eind bekennen dat dit gelukkig nog steeds het geval is. Er zijn niet alleen verschillende nieuwe compact discs met zijn werk verschenen, maar vanavond spelen pianist Ralph van Raat en Sinfonia Rotterdam onder leiding van Ilmar Lapinsch Schnittkes Concert voor piano en strijkinstrumenten in het Amsterdamse Concertgebouw. Ter gelegenheid van de al dan niet hernieuwde belangstelling voor Schnittke, herplaats ik hier een deel uit een hoofdstuk uit mijn boekje Dialoog in muziek.

In het werk van Schnittke dat aan het eind van de jaren zeventig en het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw ontstond, valt een affiniteit met de Russisch-orthodoxe kerkmuziek op. Dit blijkt onder andere uit het Vioolconcert nr. 3 en het Strijkkwartet nr. 2. Schnittke heeft overwogen zijn derde vioolconcert de titel ‘Canticum Canticorum’ (Hooglied) te geven, daarmee verwijzend naar de koraalachtige intonaties die herinneren aan de Russisch-orthodoxe kerkmuziek, zonder dat het – net als in het Konzert für Chor – letterlijke citaten zijn.

Dat laatste is echter wel het geval in het tweede strijkkwartet (1981), dat is opgedragen ter nagedachtenis aan de filmregisseur Larissa Schepitko. Al is het op een tamelijk vrije manier gedaan: diatonische thema’s uit de 16de en 17de-eeuwse liturgie werden chromatisch, hun intervallen werden vergroot of verkleind.

In de Symfonie nr. 4 (1988) balt Schnittke de erfenis van de Russisch-orthodoxe kerkmuziek samen met joodse, rooms-katholieke en lutherse kerkmuzikale gestrengheid. Hij wil hiermee enerzijds wijzen op de gemeenschappelijke joodse oorsprong van de tradities, en anderzijds op zijn eigen afkomst en overgang naar het rooms-katholicisme in 1983. In het slotkoor valt alles samen. Dit slotkoor eindigt in een schijn-vrede, met gebeier van klokken en een van dissonanten ontdane zetting van het ‘Aver Maria’, dat het basisthema van het hele werk is.

De Symfonie nr. 1, die ontstond na de Russische inval in het voormalige Tsjechoslowakije, is een uitdrukking van de lutherse opvatting dat wat de muziek wil zeggen, geschiedt in het hier-en-nu. De objectiviteit van de lutherse kerkmuziek komt duidelijk naar voren in de werken die Schnittke na de dood van zijn moeder heeft geschreven. Toch wordt hij niet gezien als een joods of christelijk componist, maar als een ‘polystilist’, en wel een die hoopte op een betere samenleving van joden en christenen.