Hartverscheurend

Van Gogh_Ronde van gevangenenVanaf 28 november 2014 is in het Amsterdamse Van Goghmuseum de presentatie van Van Goghs werk en leven veranderd. ‘Iets dichter bij Van Gogh’, kopte dagblad Trouw naar aanleiding hiervan (26 november 2014). Een opmerking die mij in gedachten terugbracht bij de tentoonstelling Van Manet tot Matisse in het Haags Gemeentemuseum (1996). Daarover schreef ik in Quadraatschrift (mei 2000). Dat artikel herplaats ik hier t.g.v. de nieuwe presentatie in het Van Goghmuseum.

 

‘Op een dag, waarom weet ik nog steeds niet, begonnen de gevangenen zomaar te zingen. En ze bleven maar zingen. De hele atmosfeer was vervuld van vreugde, hoop, verzet van een strijdbaar soort vastberadenheid. Maar niet agressief. Het was een soort collectieve vastberadenheid (…). Een hartverscheurend, prachtig moment’, aldus de Nigeriaanse schrijver Wole Soyinka in de 26-delige televisieserie Van de Schoonheid en de Troost van Wim Kayzer.

Zoals de eerste gevangene na het Gevangenkoor in Beethovens Fidelio zingt:

Wir wollen mit Vertrauen
Auf Gottes Hilfe bauen!
Die Hoffnung flüstert sanft mir zu:
Wir werden frei, wir finden Ruh’.

Je zou het synesthesie kunnen noemen. Tijdens de tentoonstelling Van Monet tot Matisse gebeurde iets soortgelijks. Ik stond met een schok stil voor het doek De ronde van de gevangenen (zie afb.) dat Vincent van Gogh enkele maanden voor zijn zelfmoord heeft geschilderd (1890). En wat ik hier inwendig hoorde, was het voorafgaande Gevangenenkoor:

O welche Lust, in freier Luft
Den Atem leicht zu heben!
Nur hier, nur hier ist Leben.
Der Kerker eine Gruft.

Beide ervaringen vielen samen toen ik Wole Soyinka hoorde praten. Maar voor hetzelfde geld had ik, zonder het beeld van Van Gogh en de muziek van Beethoven erbij, een spiritual gehoord. Of een psalm. Als een aanroep, zoals Van Gogh ons aankijkt, want het is waarschijnlijk de schilder zelf die dat doet, vanuit het midden van de rij gevangenen, gevangen als hij zich in zijn geestesgesteldheid moet hebben gevoeld.

Door samen psalmen of spirituals te zingen, of je te binnen te zingen, voel je dat je niet alleen op de wereld bent; het ‘ik’ uit de psalmen transformeert immers vaak tot een ‘ons.’ In de uiteindelijke hoop dat een rouwgang in een reidans zal verkeren (Ps. 30:12).

Een compositie – een schilderij

Ary SchefferEen hedendaagse Nederlandse compositie die een onuitwisbare indruk op mij heeft gemaakt, is Flux/Reflux (Eb/Vloed) van Willem Jeths, een orkestwerk dat geheel in het teken staat van de dood: die van de moeder van de componist en die van zijn oud-leraar Tristan Keuris. ‘Door het aanstrijken van flexatone en vibrafoon wordt de muziek door een zowel intense als verstilde aura omgeven’, aldus Ernst Vermeulen in een recensie (NRC Handelsblad, 29 mei 2000).

 
Je kan het ook anders verwoorden. De in juni 2000 na een ernstige ziekte overleden dirigent Richard Dufallo zegt als achttiende gast in Wim Kayzers Van de schoonheid en de troost: ‘De Amerikaanse dichter Wallace Stevens zei: “Dood is de moeder van de schoonheid”.’ Daarvoor hoef je alleen maar die schitterende dichtregels van Ida Gerhardt te lezen:

Waar is mijn Vader? Is hij in het licht?
Hij lag verheerlijkt, toen hij was gestorven.
Ziet hij, van aangezicht tot aangezicht?

Of te kijken naar het portret dat Ary Scheffer in 1839 maakte van zijn overleden moeder (zie afb.). Of – inderdaad – te luisteren naar Flux/Reflux, ‘een ijle muzikale draad, waaraan we ons met de schoonheid en de troost moeten vastklampen’, om nogmaals Richard Dufallo te citeren, al had hij het hier over Mahlers negende symfonie. De woorden gelden immers net zo goed voor Flux/Reflux, waarvan Emile Wennekes de sfeer raak trof in het tekstboekje bij een CD-opname ervan: ‘Het is alsof stadsrumoer stil valt, wanneer de rouwstoet het kerkplein is genaderd. De wind zweept langs de toren, de spiegelglazen van de belendende kantoren weerspiegelen de lijkstoet in veelvoud’.

‘De magie is’, zei Frank Scheffer eens over zijn films, ‘dat je hoe dan ook voelt dat het klopt, dat het met elkaar te maken heeft (…). Het is een vorm van ethiek (…). Het gaat om de ziel achter de muziek. En als je zoekt naar de ziel achter de muziek, kom je altijd bij het leven zelf.’ Of – hoe raar het ook klinkt – bij de dood.

Herplaatsing van een gedeelte van een artikel in: De Rode Leeuw, nr. 121 (6 september 2000), p. 24-25, n.a.v. de nominatie van Willem Jeths voor de Amsterdamprijs voor de Kunst 2014 van het Amsterdams Fonds voor de Kunst (AFK).