Telemann-renaissance

TelemannOp 26 augustus a.s. zendt NPO Radio4 een rechtstreeks concert uit Warschau uit (20.00 uur, Zomeravondconcert). Het Freiburger Barock Orchester speelt in samenwerking met klavecinist Andreas Staier werken van Georg Ph. Telemann (zie afb.) en Joh. Seb. Bach.

Een mooie combinatie die mij terugvoert naar een artikel onder de titel Telemann-renaissance dat in 1981 verscheen in het tijdschrift Mens en melodie en dat ik n.a.v. bovengenoemd concert hier gedeeltelijk herplaats.

Romain Rolland, die in 1922 een artikel over Telemann publiceerde, weet de traagheid bij de herontdekking van Telemann aan de voorliefde voor Bach: ‘Wanneer zij [d.i. de muziekwetenschap, EvS] één figuur heeft uitverkoren, heeft zij deze vol ijver lief en wil van anderen niets weten.’ Wat niet wegneemt, dat Max Reger al in 1914 Variaties over een thema van Telemann (opus 134) schreef. Dat dit niet tot zijn sterkste werken behoort, doet daar niets aan af. Het thema dat hij nam, was een transcriptie uit het Menuet uit de Suite in Bes voor twee hobo’s, strijkers en basso continuo uit het derde deel van de Tafelmusik.

Hugo Riemann is de eerste geweest die een kamermuziekwerk van Telemann uitgaf. Dit was de fraaie Triosonate in Es uit het eerste deel van de Tafelmusik. Dergelijke uitgaven kwamen juist op tijd en de jonge muziekbibliotheken speelden grif in op de grote vraag naar ‘speelmuziek’ voor met name blokfluit. De Telemann-renaissance kwam goed op gang en Edgar Hunt kon vol trots schrijven dat ‘blokfluitisten (…) hiertoe de eerste aanleiding [hebben]  gegeven.’ Blokfluitisten van naam zagen er niet tegenop om in interviews met John M. Thomson te verklaren veel affiniteit met Telemann te hebben. Hans-Martin Linde werd zelfs lyrisch en verklaarde: ‘Telemann I really am fond of. Telemann is the recorder composer. The minor suite, that wonderful quartet from the Tafelmusik – and the d minor Sonate.’

Zo was in een kort tijdsbestek de mening totaal omgezwaaid. Want nog in 1951 kon prof. Schallenberg het door Spitta gelanceerde, veelgehoorde cliché bezigen als zou Telemann ‘een veelschrijver van groot, doch oppervlakkig talent’ zijn geweest. Toch maakte hij al wel voorzichtig een uitzondering voor Telemanns instrumentale muziek en voor diens liederen. Schallenbergs opvatting stoelt op het negentiende-eeuwse begrip van eeuwigheidswaarde. Het is duidelijk dat Telemann daarbij werd vergeleken met Bach. Terwijl Bach toch ook gewoon gebruiksmuziek schreef en die pretenties niet had. Het interessante daarbij is, dat werken van Telemann onder de naam van Bach lange tijd hoog werden gehouden: BWV 141, 160, 218, 219, Anhang 156, openingskoor BWV 145, motet Sei Lob und Preis mit Ehren BWV 231, Suite in A, BWV 824 uit het Clavierbüchlein für W.F. Bach en waarschijnlijk ook het orgelkoraal Herr Jesu Christ, dich zu uns wend BWV Anhang 56.

Het zijn Max Schneider en Romain Rolland geweest die als eersten erop hebben gewezen, dat de vergelijking tussen Bach en Telemann een fout uitgangspunt is. Dat een Fransman als Rolland veel op had met Telemann, is niet zo verwonderlijk; Rolland streefde immers in zijn hele werk naar een samensmelting van de Franse en Duitse cultuur, evenals Telemann in zijn muziek. Toch stelden ze ook, dat Telemann niet vergeleken moet worden met Bach, maar moet worden gezien als de voorloper van de klassieke stijl. Als een overgangsfiguur van laat-barok naar rococo. De inleiding tot het oratorium Die Tageszeiten met zijn natuurschildering zou bijvoorbeeld richting Empfindsamkeit wijzen, en de cantate Ino naar Gluck.

Gelukkig denken wij daar nu inmiddels ook anders over, en waarderen de eigenheid van Telemann als een groot componist die het hele scala van gevoelens beheerste en tot uitdrukking wist te brengen. En die een eigen plaats naast Bach verdient.

Ook tijdens het Festival Oude Muziek in Utrecht (28 augustus – 6 september a.s.) wordt op z’n minst tijdens twee, in dit geval gratis fringe concerten, werk van Telemann uitgevoerd: op 29 augustus om 11.00 uur (Telemuffat, Geertrudiskapel) en om 14.00 uur (The Goldfinch Ensemble, Bartholomeus Gasthuis). Kaarten af te halen in het Festivalcentrum (TivoliVredenburg).

Ongezien

Lucas Bunge_OngehoordEen kleinood is het, de honderd miniaturen over muziek die Lucas Bunge verzamelde onder de titel Ongehoord (zie afb.). In een lyrische stijl brengt hij, voor zover mogelijk, zijn luister- en speelervaringen onder woorden. Bij tijd en wijle roept hij daarbij identieke gevoelens op die je als lezer in, bij voorkeur, de concertzaal overkwamen. Janine Jansen die de viool aan de kin zet, ‘het mysterieuze moment voordat de toon ontstaat, het ogenblik vóór het (…) aanstrijken’ (p. 45).
Een beschrijving van de muziek van Francois Couperin die me brengt bij de Suite du deuxième ton van Louis-Nicolas Clérambault: ‘eerbied, een hoofs gebaar, aandacht, meelevend maar toch met enige distantie. Zo evenwichtig is die muziek, zo vol charme, ze loopt niet te koop met leed en vreugde van de maker, maar beschouwt het menselijk bedrijf met warme belangstelling’ (p. 56-57).

Soms gaat de tekst ook verder, en beland je, al mijmerend, in een diepere belevenislaag. Bijvoorbeeld als Bunge schrijft: ‘Vroeger werd het als ongepast gezien na het slotkoor [van Bachs Matthäus Passion, vS] te applaudiseren. De rouwstemming die hoort bij Christus’ kruisiging en gang door het dodenrijk, opgewekt door tekst en muziek, werd niet door geklap verstoord en bleef zodoende bij de toehoorder’ (p. 55-56).

Het is het woordje ‘opgewekt’ dat het hem doet, en mij terugbrengt naar wat ik maar de scheppende kracht van het woord zal noemen: ‘Er zij licht en er was licht’ (Gen. 1:3). Ik zie geen schilderij voor mijn geestesoog, zoals Bunge bijvoorbeeld bij Brahms’ vierde symfonie ‘het mooie rococo-schilderij van Fragonard van het meisje op de schommel’ (p. 51), maar een donkere kerk in de Paasnacht. Dan wordt de brandende paaskaars de donkere ruimte binnengedragen, en klinkt het:

Wachters op de morgen, hoe ver is de nacht?
Ontwaak, wie nog slaapt, ontwaak en sta op!
    De dageraad breekt baan!

De eerste keer dat ik dit meemaakte, zal ik niet gauw vergeten. Net als de Bijbeluitleg die er in de loop van de dienst op volgde, over opstanding: weer opstaan na de dood van een geliefde, en hoe moeizaam ook, de weg in het leven vervolgen. Opgewekt door tekst en muziek, en een enkel zinnetje in het mooie boekje van Lucas Bunge mijmer ik verder.