Voorbij autonomie

Ter voorbereiding op de discussieavond gisteravond waarin, volgens de aankondiging, ‘op zoek wordt gegaan naar een nieuwe constructie van het begrip autonomie in de kunsten’, knipte ik wat artikeltjes uit de krant die naar mijn idee met dit onderwerp te maken hadden.
Het eerste ging over sterren die statements niet schuwen, en in die zin geen autonoom popnummer in dit geval in de wereld zetten. ‘Van Katy Perry tot Kanye West, van Green Day tot Miley Cyrus’, las ik.
Het tweede knipsel was een kort interview met componist Daan Manneke, die in opdracht van de Protestantse Laurentiuskerk in Breda-Ginneken een nieuw werk schreef dat a.s. zondag in maar liefst vijftien verschillende kerken, protestants en rooms-katholiek, zijn wereldpremière zal beleven. Ook geen autonoom kunstwerk, maar in opdracht en ten dienste van de eredienst geschreven.

Beide ideeën – een kunstenaar die van binnenuit een statement afgeeft, en een componist die zoals vroeger in opdracht van de kerk componeerde – kwamen tijdens de door de Akademie van Kunsten van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen in de Openbare Bibliotheek Amsterdam georganiseerde discussieavond terloops aan de orde.
In beide gevallen kwam het uit de mond van Jos de Mul, hoogleraar filosofie van mens en cultuur aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. ‘Kunst wordt gevoed door binnen- en buitenwereld’ memoreerde hij. En we hoeven niet zo bang te zijn voor kunst geschreven in opdracht, zoals die voorheen door kerk of hof werd gedaan.

Het is allemaal begonnen met een pril onderzoek door Micha Hamel (componist/dichter en lid van de Akademie van Kunsten, foto links) en Sander van Maas (docent-onderzoeker hedendaagse muziek en creatieve industrie aan de Universiteit van Amsterdam, foto rechts). De achtergrond ligt – citeer ik weer uit de aankondiging – in ‘de ervaring dat kunst steeds vaker te maken krijgt met doelstellingen die haar vanuit de samenleving en de overheid gesteld worden.’

Tijdens de eerste gespreksronde zaten Franjo Weissing (hoogleraar theoretische biologie, Rijksuniversiteit Groningen) en Jos de Mul aan tafel met moderator Sander van Maas. De Mul begon met te stellen dat het idee van autonome kunst misschien net zo’n illusie is als Dawkins reductionistische idee van de mens. L’art pour l’art, wat hieraan verwant is, levert zijns inziens schrale kunst op. Waarna hij verwees naar het wit-op-wit van Malevitsj. Hij riep op de relevantie van kunst niet eng in te vullen.

In de tweede gespreksronde namen Martijntje Smits (onderzoeker filosofie en techniek, Copernicus Institute Universiteit Utrecht) en componist Peter Adriaansz aan tafel plaats, samen met moderator Micha Hamel. Adriaansz stelde dat hij tot nu toe één woord had gemist in de discussie: schoonheid. Op de vraag of hij autonome kunst maakte, antwoordde hij dat hij eerder absolute kunst maakt, omdat het naar zichzelf verwijst. Raak was zijn reactie op de vraag of hij een caesuur merkte tussen zijn muziek en de luisteraar. Nee, zei hij, want een kunstwerk is toch autonoom en houdt op voorhand geen rekening met ‘de’ luisteraar? Hij schrijft muziek primair voor zichzelf.

En zo waren er wel meer momenten waarop de moderatoren/onderzoekers langs de gasten heen praatten of blijk gaven van weinig historisch besef. Dat gold ook voor de vragenstellers na de gespreksrondes, die in negen van de tien gevallen meer statements afgaven dan een echte vraag hadden.
Ik ben benieuwd naar het vervolg van dit onderzoek. Maar ik denk wel dat Martijntje Smits gelijk heeft, wanneer ze zegt dat het goed is om eerst eens duidelijk te definiëren wat autonomie nu eigenlijk is. Ze gaf zelf een voorzet: jezelf de wet stellen. En dat is om te beginnen al normatief. Wordt vervolgd.

Daan Manneke en Jos van der Kooy over première motet Psalm 92

 

Een stok om mee te denken

Simon_Stok om mee te denkenEen stok om mee te denken : de techniek van filosofen / samengesteld en ingeleid door Coen Simon. – Amsterdam : Nieuw Amsterdam Uitgevers, [2014]. – 304 pagina’s ; 22 cm. – Met literatuuropgave. ISBN 978-90-468-1651-6

In dit boek biedt Coen Simon zijn keuze aan artikelen van bekende filosofen over nieuwe technieken door de eeuwen heen, telkens voorzien van een korte
plaatsbepaling vooraf. Van het schrift en onderwijs bij Plato, waarde bij Karl Marx en het panopticon bij Michel Foucault tot de fonograaf bij René Munnik, de fotografie bij Susan Sontag en de film bij Walter Benjamin. In wezen allemaal voetnoten bij de metafoor van de grot bij Plato. Het doel van deze bloemlezing is niet zozeer het schetsen van de geschiedenis van techniek in de ruime zin van het woord, als het aftasten van de grenzen van het voorstellingsvermogen van de mens: niet (te)
pessimistisch en niet (te) optimistisch, maar als bron van verandering. Simon, filosoof,
lid van het panel van Filosofie Magazine en winnaar van de Socrates Wisselbeker 2012,
stelt dat telkens wanneer een nieuwe techniek wordt ingevoerd, je een ander mens
wordt in een nieuwe wereld. Een uitgangspunt dat genoeg stof tot nadenken en gesprek
biedt. En vraagt om aanvulling (denk aan Braidotti, De Mul, Ellul, Achterhuis en
anderen).

Copyright NBD Biblion. Mag zonder schriftelijke toestemming niet worden overgenomen. Geplaatst in week 20 (2014).