Een oud en een nieuw boek

Gregorio_ZuloagaIn mijn boekenkast staat het bekende De zieke mens in de beeldende kunst (1967) van J.A. van Dongen. Inmiddels is er op de markt de dikke pil De kunstenaar en de dokter van Jan Dequeker bijgekomen (uitg. Davidsfonds, Leuven, 2006, ISBN 9789058264145).
Beide boeken vullen elkaar aan. Al is het omslag met Het zieke kind van Gabriël Metsu (Rijksmuseum, Amsterdam) nagenoeg inwisselbaar.

Van Dongen heeft de volgende indeling gemaakt: inwendige ziekten – aderlating en koppenzetten – infectieziekten – kinderen en ouden van dagen – geesteszieken – chirurgie – kreupelen en mismaakten – dwergen en reuzen – zwangerschap, baring en kraambed – brillen en blinden – tandentrekken – kwakzalverij – sterven en dood.
Dequeker houdt het op: beenderen en gewrichten – aangeboren afwijkingen – endocriene aandoeningen – oogziekten – zwangerschap en gynaecologische aandoeningen – infectieziekten – inwendige ziekten – geestesziekten – zenuwziekten – huidziekten – heelkundige ziekten – vaatziekten.

Beide auteurs hebben, getuige hun indelingen, gekozen voor een opzet waarbij de nadruk valt op de medische kant van het onderwerp. Van Dongen erkent dat er ook andere benaderingen mogelijk zijn: psychologische, kunsthistorische en artistieke. En daar zou de symbolische, typologische aan kunnen worden toegevoegd. Ook Dequeker zal dit niet ontkennen, maar deze ‘ervaren clinicus’, zoals hij zichzelf omschrijft, valt vanuit laatstgenoemd gezichtspunt toch enige blikvernauwing te verwijten.

Het op dit moment in de Hermitage in Amsterdam tentoongestelde De dwerg Gregorio (1908) van Ignacio Zuloaga (zie afb.) is in dit verband een interessante casus. Het bijschrift zegt, dat de schilder een verband legt tussen de hemel en de eigenschappen van de kleine man. Een verband dat ligt in kracht. Kijk maar naar zijn ogen. Mooi, zoals die eruit worden gelicht. En de toeschouwer erop wordt gewezen. Zulke details mis ik wel eens in beide boeken. Daarvoor moet je toch altijd naar een museum zelf. Het kan in dit geval nog tot 29 mei 2016.

Gedeelte van een column, waaruit ik al eerder citeerde en die oorspronkelijk verscheen in Wevelingen (winter 2007/2008), en hier met toestemming is overgenomen en uitgebreid met de laatste alinea n.a.v. de tentoonstelling met Spaanse meesters in de Hermitage te Amsterdam:
http://www.hermitage.nl/nl/tentoonstellingen/spaanse_meesters/index.htm

Medische kunstgeschiedenis

Michelangelo_De nachtOnderstaand een gedeelte uit een culturele column die ik eerder schreef voor het tijdschrift Wervelingen, en hier met toestemming overneem n.a.v. een klein stukje in NRC Handelsblad (30 juli 2015) onder de kop ‘Medische kunstgeschiedenis.’ Hierin wordt de Amerikaanse oncoloog James Stark aangehaald, die in Michelangelo’s sculptuur De Nacht (1531, de Medici-kapel, Florence, zie afb.) een vrouw met een tumor pal onder de tepel herkent, vanwege drie kenmerken hiervan: uitstulping in de borst, gezwollen tepel en teruggetrokken huid rondom de tepel.

In mijn boekenkast staat al een poos het bekende De zieke mens in de beeldende kunst (1967) van J.A. van Dongen. Inmiddels zijn er op de markt, en in mijn kast, de dikke pillen De kunstenaar en de dokter van Jan Dequeker (uitg. Davidsfonds, 2006) en Das Bild der Kranken van Helmut Vogt (uitg. Bergmann Verlag, 2008) bijgekomen.
Maar dat betekent niet dat ik het boek van vrouwenarts en bibliothecaris Van Dongen, dat antiquarisch nog volop verkrijgbaar is, weg ga doen. Alleen al niet vanwege de enorme hoeveelheid knipsels, ansichtkaarten enzovoort die ik er in de loop van de tijd in heb gelegd. En ook niet omdat de boeken elkaar zouden overlappen. Nee, ze vullen elkaar eerder aan. Al is het omslag met Het zieke kind van Gabriël Metsu (Rijksmuseum, Amsterdam) nagenoeg inwisselbaar.

Alle drie de auteurs hebben, getuige hun indelingen, gekozen voor een opzet waarbij de nadruk valt op de medische kant van het onderwerp. Van Dongen erkent dat er ook andere benaderingen mogelijk zijn: psychologische, kunsthistorische en artistieke. En daar zou de symbolische, typologische aan kunnen worden toegevoegd. Ook Dequeker zal dit niet ontkennen, maar deze ‘ervaren clinicus’, zoals hij zichzelf omschrijft, valt vanuit laatstgenoemd gezichtspunt toch enige blikvernauwing te verwijten.

Bijvoorbeeld wanneer hij in de beschrijving van het altaarstuk De besnijdenis in de Frauenkirche van Neurenberg (ca. 1450) deze joodse besnijdenis van Jezus van Nazareth omschrijft als een ‘besnijdenis vanwege fimose’ (p. 347), een vernauwing van de voorhuid.
De afgebeelde man met de knijpbril die een boek staat te lezen, zou overigens onder het kopje ‘Brillen en blinden’ ook een nadere beschouwing waard zijn geweest. Een symbolische weliswaar: blind zijn staat in die visie voor de jood die weigert Jezus van Nazareth als Christus te erkennen.
Kijk maar naar Rembrandts schilderij Een oude woekeraar (1627, Staatliche Museen, Berlijn), waarop een bebrilde man geld zit te bestuderen (de zogenaamde gierige jood), te midden van allerlei Hebreeuwse geschriften. Of naar Paulus Bors’ De twaalfjarige Jezus in de tempel (1630-1635, Centraal Museum, Utrecht) waarop hetzelfde type man met knijpbril opduikt.

Zo blijft er nog steeds veel te ontdekken op afbeeldingen van mensen met een bepaalde handicap. En in de manier waarop deze is weergegeven en in de literatuur al dan niet adequaat beschreven.