Henk Vreekamp vervolgt zijn verhaal in Het jaar van Vivaldi met Noachs duif, de lentevogel die hij met Vivaldi hoort koeren, een Lied ohne Worte, zoals op Witte Donderdag in de Zendingskerk van Ermelo enkele melodieën van het Tafelgebed werden geneuried, als was het een joodse nigun. Of zoals het RIAS Kammerchor op een recente cd-opname van de Penitential Psalms (Boetepsalmen) van Alfred Schnittke het slot neuriet: bocca chiusa, met gesloten mond.
Ik moest niet alleen aan Vivaldi en Schnittke denken, maar ook aan de Vuurvogel van de vloed van – alweer – Igor Stravinsky, die mij met Vivaldi vergezelde deze Paastijd (zie afb.: Vuurvogel van Chagall). Samen met het posthuum verschenen boek van Henk Vreekamp, nog gevolgd door zijn laatste preek De glans van de hemel die hij uitsprak op 28 februari van dit jaar in de Adventkerk van Amersfoort (uitg. Boekencentrum). Zijn nagedachtenis zij tot zegen.
Het is elke keer weer afwachten welk accent een dirigent aan een bekend werk als Bachs Weihnachtsoratorium mee zal geven. René Jacobs leek tijdens het NTR ZaterdagMatinee vandaag gekozen te hebben voor een meditatieve, haast mystieke insteek, waarin af en toe priemende hobo’s als een licht doorheen prikten (auf, Zion!, recitatief nr. 3).
Wat om te beginnen opviel, waren de enorm hoge tempi. Met uitzondering van sommige koralen, die juist weer buitengewoon langzaam werden genomen.
Ondanks die snelheid straalde Jacobs’ opvatting een opmerkelijke rust uit, en opeens viel mij op dat Bach zelf op sommige momenten óók een tamelijk rustig tempo voor een solist combineert met snelle begeleidingsfiguren, zoals in de aria Er leucht auch meine finstre Sinnen, prachtig gezongen door bas Dominik Königer.
Jacobs had helemaal goede solisten tot zijn beschikking: Sunhae Im, Bernarda Fink, Königer dus en een invallende tenor: Martin Lattke. En een prachtig transparant spelend B’Rock. Neem de hobo’s in het koor Ehre sei Gott, die zulke mooie lange lijnen speelden, dat het leek alsof ze een koraal door de koorpartij heen bliezen of op z’n minst preludeerden op de lange noten die het magnifieke koor, het RIAS Kammerchor, aan het slot zong: ‘und den Menschen Wohlgefallen.’
De solisten uit het orkest mochten er ook zijn. Neem de (heel) zacht gespeelde vioolsolo op het eind van het terzet Ach, wann wird die Zeit erscheinen, wann? En dat bedoel ik nu: een vleugje mystiek werd ingebracht.
Wat heet: bijzonder waren ook de orkestecho’s in de aria Schlafe, mein Liebster, zodat het leek alsof er ter plaatse volle, stille aandacht was voor een in slaap vallend kind.
En dan heb ik het nog niet eens gehad over wat er in sommige teksten gebeurde. Waren het leesfoutjes, of juist diepzinnige, al dan niet (on)bewuste tekstwijzigingen die naar voren kwamen in om te beginnen de aria Bereite dich, Zion waarin Bernarda Fink de eerste keer zong ‘Schön’sten, Lieb’sten’ (met ook nog eens mooie Luftpausen voor ‘sten) en de tweede keer: ‘Lieb’sten, Schön’sten’, nu overigens zonder Luftpausen?
En wat te denken van bas Dominik Königer, die in het duet Immanuel, o süsses Wort! duidelijk zong over ‘Jesus heisst mein Herz’ in plaats van Hirt. Wat op zich ook te verdedigen valt, omdat Jezus’ naam volgens datzelfde terzet ‘in mir geschrieben’ is. En verderop in een koor en recitatief uit de vijfde cantate in ‘meiner Brust’ woont.
Hoe dan ook: het zou zomaar kunnen, zoals er op andere plaatsen ook diep over de uitvoering in relatie tot de tekst was nagedacht. Zoals in de afwisseling tussen solisten en koor in het openingskoren van zowel de derde als de vijfde cantate.
Zulke zaken verlenen aan een uitvoering als deze een extra diepte die er zijn mocht. En nu maar afwachten welke accenten Risto Joost met het Nederlands Kamerkoor en Concerto Copenhagen volgende week gaat leggen.