Morton Feldman ‘hoort’ bij Mark Rothko

Morton FeldmanWelke muziek ‘hoort’ bij de schilderijen van Mark Rothko? Dat is een vraag die ik de afgelopen weken, sinds de grote overzichtstentoonstelling met zijn werk in het Haags Gemeentemuseum is geopend, al vaak voorbij heb zien komen. De suggesties lopen uiteen.1) Maar de meest voor de hand liggende naam, Morton Feldman (1926-1987, zie afb.) ben ik (nog) niet al te vaak tegengekomen. Daarom herplaats ik hier een gedeelte uit het openingsartikel van Mens & melodie (nr. 3/86, p. 106-116), waarin ik op Feldman inging in relatie tot de schilderkunst van onder meer Mark Rothko.

Archaïsch
In het werk van Morton Feldman vallen drie scheppingsperioden te herkennen.
De eerste is de archaïsche. De vroege werken van Feldman kenmerken zich door een zekere zorgeloosheid die voortkomt uit de gehanteerde notatie. Deze geeft niet meer aan dan de grenzen van de toonhoogten: hoog, midden en laag. In een later stadium verlaat Feldman dit procedé omdat het te veel tot improvisatie leidde. Toen ontstonden werken als Intersection (1951), Atlantis (1959) en Out of “Last Pieces” (1961).

Klassiek
De tweede fase is de klassieke. Daarin ontstond Feldmans meesterwerk Rothko Chapel (1971) voor twee gemengde koren, altviool en slagwerk. De compositie is geïnspireerd op de ruimtewerking en de schilderingen in de meditatiekapel die in Houston (Texas) werd gemaakt ter herdenking van de joodse slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Mark Rothko maakte voor deze kapel veertien schilderingen in zijn toen al bekende, grote rechthoekige vlakken waarvoor de verf dun en mat was opgebracht en waarvan het licht vervloeiende, tere, subtiele coloriet als het ware een klank suggereert. Het was even hachelijk als tekenend voor Feldman dat hij het aandurfde voor deze kapel muziek te componeren die nog meer verstild lijkt dan de schilderingen van Rothko zelf. Het is muziek zonder tekst, schijnbaar zonder expressie, zwevend, ietwat onwezenlijk maar heel puur.

Maniërisme
Men kan niet voorzichtig genoeg zijn met het overplanten van kenmerken uit de beeldende kunst op die van de muziek. Feldman echter vraagt er als het ware zelf om en niet alleen in het geval van Rothko Chapel. Ik denk aan stukken met titels als For Philip Guston, For Franz Kline en De Kooning, alle drie composities die zijn opgedragen aan en/of geïnspireerd door beeldend kunstenaars met wie Feldman zich verwant voelde. De werken van Rothko, bij wijze van zeggen even groot in oppervlakte als Feldmans composities in tijdsduur, stralen eenzelfde meditatieve sfeer uit. In Den Haag vallen ze te ervaren, want dat is het meest toepasselijke woord ervoor.

1) Na publicatie van deze blog, wees een oud-collega mij op de band Rothko en het nummer This Lake of Hope op het album ‘A continual search for origins’ (2002): http://www.youtube.com/watch?v=Tqu516lu0_A

Over leven

Philip GustonZij hoort, het hoofd leeg,
wat hij weet over leven.
Dat is de prachtige openingszin van het gedicht ‘Bij een foto’ van Judith Herzberg. De zin doet denken aan de voorwaarde, leegheid, die de filosoof Emmanuel Levinas stelt aan het zonder vooroordelen ontvangen van de ander. En de zin doet mij ook denken aan het werk van de schilder Philip Guston (1913-1980).

Guston schilderde eind jaren zestig van de vorige eeuw mensen, maar dan van een zekere abstractie, leegheid. Zoals zijn voorbeeld Pierro della Francesca. Zoals Guston zelf schreef: ‘Pierro was op zoek naar abstractie, een soort fantastisch, metafysisch perfect organisme’ (in: Art News Annual 31/1966).

Della Francesca’s invloed komt naar voren in de kleur van Gustons Painting, Smoking, Eating (1973, Stedelijk Museum Amsterdam). Hierop ligt Guston, als de kever in het verhaal De gedaanteverwisseling van Kafka, op bed. Het is ook een schilderij waarin door de berg schoenen de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog levend wordt gehouden. Ook bij Herzberg en Levinas is die nooit ver weg.

A New Spirit in Painting heette de tentoonstelling in Londen waar werk van Guston hing (1981). Een omschrijving die zijn schilderijen meer recht doet dan de nadruk die vaak wordt gelegd op de groteske, rauwe vormen.
Immers: daar zit een laag onder. Net als onder de humor van Judith Herzberg. En getuigt ook de filosofie van Levinas niet van ‘a new spirit?’ Dat we die levend mogen houden door er open voor te staan.