Hineni – Jozef en zijn broers (I)

Hermann Ebers – Joseph wird in den Brunnen geworfen (1922)

Ter voorbereiding op de cursus Thomas Mann: Jozef en zijn broers ben ik begonnen deze vierdelige romancyclus te lezen. Gelukkig bestaat er van dit magnum opus van 1328 pagina’s, geschreven tussen 1933-1943, inmiddels een Nederlandse vertaling van Thijs Pollmann. ‘Het is een project’ om dit te lezen, zoals degene zei die mij in 2006 op het spoor van de Duitse grootmeester zette; het jaar waarin ik maar meteen Manns woning in Lübeck bezocht. Telkens wanneer ik een deel uit de cyclus uit heb, zal ik in een blog één element eruit weergeven dat mij in het bijzonder heeft geraakt. Hierbij de eerste, naar aanleiding van De verhalen van Jaäkob.

In het programma waarin bovengenoemde cursus door Michiel Hagdorn bij de HOVO in Amsterdam wordt aangekondigd, wordt de romancyclus onder meer geplaatst tegen de achtergrond van ‘Manns tijdsomstandigheden: nazi-ideologie, “Exil”.’ Dat is hoe ik er nu ook tegenaan kijk, maar de roman is zó rijk dat andere invalshoeken er gaandeweg er zeker aan toegevoegd zullen worden. Alleen de titel van de cursus (Een ironische mensheidsmythe in romanvorm) geeft al een ander spoor aan, net als het essay dat vertaler Thijs Pollmann destijds in de Gids schreef (nr. 4/2015): ‘De kuisheid wint. Het waarom van de Jozef-romans van Thomas Mann.’

Het ene element dat ik na lezing van het eerste deel hier uit wil lichten, is gelegen in één woordje dat in het Bijbelse verhaal over Jozef meermalen terugkomt: het Hebreeuwse hineni. Gerard van Broekhuizen heeft vertaald met onvoorwaardelijk beschikbaar, in verantwoordelijkheid. Elders vond ik ook dat het moet worden gelezen als een verklaring om een radicale keuze te maken.

In de Nederlandse vertaling van Mann komt het twee keer (vertaald) voor. Ik geef de context: ‘Uit de richting van de heuvel en van de huizen werd zijn naam geroepen: “Jozef! Jozef!, twee, drie keer, van een afstand die steeds kleiner werd. De derde keer hoorde hij de roep, gaf in elk geval bij de derde keer toe dat hij hem gehoord had en maakte zich los uit zijn toestand, terwijl hij “hier ben ik” [hineni] prevelde’ (p. 71). En de tweede keer: ‘Hij mompelde de vaste formule der gehoorzaamheid: “Hier ben ik”.’

Dat wil volgens Levinas, die Van Broekhuizen citeert, zeggen: ‘Wezenlijk: het appèl van God verstaan/horen. Daarom is er altijd hineni.’ Waarop Van Broekhuizen concludeert: ‘Zou houdt de mens die ‘hier ben ik’ kan zeggen, de geschiedenis gaande. Omdat hij – anders dan Adam – een antwoord heeft op de vraag ‘waar ben je?’.
Een antwoord zou móeten hebben, zou ik willen zeggen. Of zoals Huub Oosterhuis aan het slot van het gedicht Kerstmis 2016 dat hij voor Trouw schreef dichtte:

Kerstmis is twee- of driemaal
niet te tellen naamloos velen
die ‘hier ben ik’ zijn
en doen wat moet gedaan.

http://www.tijdschriftschrift.nl/index.php/downloads/naschriften/66-naschrift-256-hier-ben-ik/file