In één van de recensies over het boek met een interview, brieven, gedichten en beschouwingen dat Maria de Groot verzamelde onder de titel In gesprek met Ida Gerhardt (2e druk 2003, uitg. Ten Have), schijnt te hebben gestaan, dat er geen sprake van kan zijn van een gesprek, omdat het hier grotendeels éénrichtingverkeer betrof; de brieven van Maria de Groot zijn bijvoorbeeld niet opgenomen. Het is kritiek die ik niet helemaal kan delen, en verwoordde in een artikel in Quadraatschrift (april 2003, p. 11), dat ik hier n.a.v. het verschijnen van de biografie Dwars tegen de keer van Mieke Koenen herplaats; Mieke Koenen komt daarin ook voor.
De brieven
Om te beginnen moet ik onwillekeurig denken aan de titel van het lange gedicht Twee uur: de klokken antwoordden elkaar, dat Ida Gerhardt in mei 1971 schreef. In dit gedicht gaat het op een gegeven moment over ‘de opdracht steeds gesteld: de dialoog’, het doordringen van de logos, dia-logos. Een dialoog die je ook zélf, zonder de brieven van Maria de Groot, met de gedichten van Ida Gerhardt en een boek als dit kunt aangaan. Waarbij wij ons, net als bij het lezen van Bijbelse brieven, goed moeten realiseren ‘dat het zeer riskant is de brieven van anderen te lezen. Wij zijn immers schrijver noch adressant, en staan er in zoverre bij én ernaast’ (Sytze de Vries in: Quadraatschrift, nov. 2002, p. 13).
Ook Ida Gerhardt heeft zich, in haar gedicht Brieven aan vrienden, op de gevaren van het lezen van brieven gewezen:
Achter een woord verscholen
leeft het geheime leven.
Gij moet u daar niet begeven.
Alleen daarom al past bescheidenheid én dankbaarheid dat Maria de Groot ons heeft willen laten delen in zoveel persoonlijks. Dankbaarheid omdat zij dit wat er nu ligt aan de openbaarheid prijs gaf in de wetenschap dat voor haar het ‘in gesprek zijn met’ de sleutel is om Ida Gerhardts ‘werk te begrijpen’ (p. 8).
De Groot doet dit, met het accent op het vrouwelijke ‘ontvangende’ karakter van Gerhardts poëzie (p. 15), zoals dit voor haar onder andere blijkt uit het gedicht Dankzegging uit de bundel Buiten schot. Maar gelukkig zal zij de laatste zijn, om te ontkennen dat er ook andere leeswijzen mogelijk zijn (p. 17).
Mieke Koenen
Interessant is om in dit verband Maria de Groots interpretatie van het hiervoor genoemde gedicht Twee uur: de klokken antwoordden elkaar te vergelijken met die van Mieke Koenen, auteur van niet alleen Dwars tegen de keer, maar ook van het boek Stralend in gestrenge samenhang (Historische Uitgeverij Groningen). Koenen ontvouwde deze tijdens de cursus Ida Gerhardt en de klassieke filosofen van de Internationale School voor Wijsbegeerte in Leusden (23 november 2002).
Waar bij Maria de Groot in het beeld van de verbranding van ‘een stijf omsnoerende stapel schriften’ herinneringen worden opgeroepen aan ‘de verbranding van boeken door het nazibewind en daarop volgend de verbranding van mensen in de holocaust, en in de 21ste eeuw de verbranding van dieren als gevolg van ziekten en een slecht beheer’ (p. 71), blijft Mieke Koenen mijns inziens dichter bij de tekst en zegt nadrukkelijk dat het hier niet om het verbranden van boeken gaat, maar van interpretaties. De brandstapel wordt immers ‘symbool van een regime’ genoemd waar het vertalen in versvoeten belangrijker is dan wat beide interpreten, De Groot en Koenen, als het centrale idee van het gedicht zien:
eerbied voor elkaar,
dit simpelste, nog altijd onbereikt.
Zelf lijkt Gerhardt dit wel te hebben bereikt ten aanzien van (gedichten van) Maria de Groot. In de in het boek opgenomen brieven geeft zij hier blijk van. Het is interessant om de gedichten van Maria de Groot die Gerhardt zich telkens weer door Marie van der Zeyde liet voorlezen, erop na te slaan en je af te vragen waarom juist deze gedichten hen raakten. Ook zó ontstaat een vorm van dialoog, tussen de brieven uit het boek en de gedichten van De Groot. De hoofdpersoon ben je dan, al lezend en reflecterend, zelf geworden.