Een drieluik over één dag, 7 november 2021. ’s Ochtends begon ik traditiegetrouw met het televisieprogramma De verwondering, waarin Annemiek Schrijver Kristin Vanschoubroek (oprichter van het Vlaamse centrum La Verna, 2004) interviewde. Ik vervolgde mijn dag met het dit keer online volgen van een kerkdienst onder leiding van een gastpredikant, die precies het omgekeerde beweerde als Vanschoubroek. ’s Middags bezocht ik een opvoering van King Lear van Shakespeare in het Internationaal Theater Amsterdam (ITA), waar ik beide meningen kon toetsen.
1.
‘Ik ben niet een voorstander van “je ego overstijgen” of zo, zei Vanschoubroek. ‘Ik heb dat wel ooit geprobeerd. Om alle projecties weg te nemen’, wat zoveel wil zeggen als: luisteren naar jezelf. Ze noemde dit haar zen-periode. Als je bijvoorbeeld boos of angstig bent, je afvragen waaróm dat zo is. Je maakt dan de weg vrij om de weg te gaan die je wilt gaan. Jezelf en anderen ruimte gevend, zoals ze uiteindelijk in het op Franciscaanse leest geschoeide La Verna doet.
2.
Die ruimte kwam terug in de uitleg en verkondiging tijdens de kerkdienst, met als eerste voorbeeld een fietswiel. Daarin zitten spaken met lege ruimte daartussen. Die ruimte maakt, dat je je kunt voortbewegen op de weg die je wilt gaan. Helemaal waar is dat trouwens niet, want er zijn wielrenners die een racefiets met een ‘dicht wiel’ hebben. Maar oké, de bedoeling is duidelijk: het Grote Gebod en de Tien Woorden geven ruimte. Waar de predikant vervolgens mee kwam, leek wat Vanschoubroek vertelde over haar toestand toen ze eind dertig was. Vrouw van een arts zijnde met kleine kinderen en het idee dat ze altijd ‘aan’ moest staan, zoals de predikant het omschreef, altijd klaar moest staan. Hoe moeilijk dat was om afspraken te maken over bijvoorbeeld de verdeling van zorgtaken in het gezin.
En dan dat andere element (het tweede voorbeeld komt later). Je mag uitgenodigd worden boven jezelf uit te stijgen. ‘Meer doen dan je kunt wordt niet van jou gevraagd. Overtillen of je kapot tillen wordt door God van niemand geëist (…). Naastenliefde vraagt alleen dat jij en ik doen wat jij en ik kunnen. En dat betekent wel eens dat je een stap opzij zet voor die eigen beelden in jouw hoofd’. Daarmee zijn we weer bij de projecties van Vanschoubroek.
3.
Maar nog niet een-twee-drie bij Shakespeare. Ja, er was ook sprake van ruimte en leegte in de opvoering door het Schauspielhaus Bochum in de regie van Johan Simons. Maar je kunt je afvragen, of die positief viel te duiden. De leegte op de toneelvloer leek eerder het gebrek aan houvast te suggereren waar de predikant het in zijn tweede voorbeeld over had: een huis met muren en een dak die voor hem symbool stonden voor houvast. Het Grote Gebod en de Tien Woorden, die vormden dat houvast. Zoals de spaken in het fietswiel.
Ik moest denken aan een opvoering van King Lear in 2007 door het RO Theater in een regie van Alize Zandwijk in de Schouwburg in Rotterdam. De hoofdrol werd toen gespeeld door Jack Wouterse. Een interpretatie die op mijn netvlies staat, evenals die van de nar (Lukas Smolders). Wouterse stond aan het begin als een koning die twijfelde: Klopt alles nog wel? Met mijn koninkrijk, mijn dochters en niet in de laatste plaats met mijzelf? Zoals Hamlet twijfelde, want beider ‘gekte’ is aan elkaar verwant.
Misschien kun je concluderend zeggen, dat Wouterse deed wat hij kon en ruimte schiep aan de toeschouwers om dat in te voelen (emotie, daar gaat het volgens Vanschoubroek om). Dat was groots, heel groots. Terwijl Bokma door zijn geëxalteerde spel en zijn grote technische kunnen zichzelf daarin nog probeerde te overstijgen en daarmee alles dicht timmerde. Dat was teveel van het goede. Als toeschouwer zat je soms naar adem te snakken en dat kan niet de bedoeling zijn. Een beetje lucht, een beetje ruimte tussen de spaken kan geen kwaad.