Tijdens een cursus bij de Internationale School voor Wijsbegeerte (ISVW) in Leusden diende de studie The Wake of Imagination (1988) van Richard Kearney als het studieboek. Kearney speelt daarin onder meer met de begrippen ‘parody’ en ‘pastiche’ zonder dat het zowel bij hem als gedurende de cursusweek helemaal duidelijk werd. Ik doe een poging.
Kearney gebruikt de begrippen in relatie tot de film Paris, Texas (p. 322 e.v.). De vraagstelling is: ‘How to construct a parody which will not degenerate into pastiche?’
Het eerste, parodie, zou dan een onware zijweg zijn, het tweede waar zonder betekenis.
Ik denk dat de muziek(geschiedenis) behulpzaam kan zijn om een en ander duidelijk(er) te maken.
We kennen om te beginnen de zogenaamde parodiemissen uit de renaissance, terwijl het verschijnsel ook in de muziek van Joh. Seb. Bach opduikt. De pastiche kennen we bijvoorbeeld uit The Beggar’s Opera. Op beide ga ik hier achtereenvolgens kort in.
Parodiemissen
De bekendste parodiemis is de Missa l’homme armé van Dufay. Hierin wordt een wereldlijke melodie binnen de setting van een mis gebruikt, wat door het Concilie van Trente later weer werd verboden (1562). Dit neemt niet weg, dat componisten buiten Italië er gewoon mee doorgingen, zonder er langer in de titel van hun missen melding van te maken.
Joh. Seb. Bach
Een van de manieren die Bach hanteert, is het leggen van associaties met een bestaande compositie die hij in een nieuw jasje weer opvoert. Omdat hij het druk had? Of omdat hij er wat (meer) mee wilde zeggen, waarbij het een het ander niet hoeft uit te sluiten.
Als voorbeeld denk ik aan de inzet van het Vioolconcert nr. 2 in E gr.t. BWV 1042: ‘Met een drieklank lost Bach een feestelijk openingssalvo’, staat op de website van de Nederlandse Bachvereniging bij dit concert. De ingevoerde luisteraar herkent in het salvo het begin van het koraal Wachet auf, ruft uns die Stimme.
Wellicht schreef Bach het concert in zijn Leipziger periode, waarin hij zowel de leiding had over het Collegium Musicum, waarmee hij in Café Zimmermann wereldlijke muziek uitvoerde, als cantor was aan de Thomaskirche, waarvoor hij cantates schreef, waaronder inderdaad Wachet auf, ruft uns die Stimme. Beide werken ontstonden in dezelfde tijd (1731).
Het aantal voorbeelden is eindeloos, het aantal duidingen ervan ook. Voor mij zijn zowel de parodiemissen als de manier waarop Bach met parodiëren omgaat het doordringen van het het geestelijk leven in het seculiere. Het een doordesemt het ander, maakt het alledaagse bijzonder. Als je er maar oor voor hebt. En dan zijn het verre van onware zijwegen.
The Beggar’s Opera
Een pastiche is als gezegd The Beggar’s Opera, een satirisch toneelstuk op tekst van John Gray en een allegaartje aan muziek die Christopher Pepusch bij elkaar bracht. Brecht baseerde overigens later zijn Dreigroschenoper op hetzelfde gegeven.
De ‘opera’ is een persiflage op het genre zoals dat in de tijd van ontstaan (1728) in Engeland hoogtij vierde. Hier is het de onderklasse van de samenleving die de hoofdrol speelt, niet de elite of mythologische figuren. Heeft het dan geen betekenis? Juist wel, zou ik denken: een satirische. Iedereen zal de melodieën hebben herkend, zoals de bezoekers van Café Zimmermann het begin van Bachs Vioolconcert bij wijze van spreken mee hadden kunnen fluiten.
Laten we het erop houden, dat zowel parodie als pastiche een vorm van intertekstualiteit zijn. De betekenis ervan ligt in de manier waarop je tekst of beeld, zoals in de film Paris, Texas (of muziek, zoals in deze blog) in relatie tot het origineel interpreteert. Ik heb dat hier anders(om) gedaan dan meestal gebruikelijk is. Op goede gronden.