De Zesdaagse Oorlog zoveel jaar later bekeken

Zesdaagse oorlogAfgelopen week zond de VPRO op Koningsdag de Israëlische documentaire Censored voices uit. Wat nog het meeste zei, was de gezichtsuitdrukking van de soldaten die in 1967 vochten, zo’n tien dagen na de Zesdaagse Oorlog hun verhaal deden dat werd opgenomen en nu, zoveel jaar later, daar weer naar luisterden en er soms ook commentaar op gaven.

Ik heb tijdens die Zesdaagse Oorlog een Multomap volgeplakt met knipsels uit alle mogelijke dagbladen, tijdschriften, de radiobode en wat al niet meer. Achteraf snap ik niet waarom; ik was pas veertien jaar. Maar nu is het interessant die map door te bladeren en te kijken wat er in de Nederlandse pers toen over deze oorlog werd geschreven.

Je leest met terugwerkende kracht dat H.A. Lunshof er in zijn conclusie in Elseviers Weekblad (3 juni 1967) naast zat: ‘De Israëli’s zijn een dapper volk en Johnson [de toenmalige president van Amerika, EvS] is een man van de daad. Wanneer zij elkaar vinden en hard optreden, kan er vrede heersen in het Nabije Oosten.’ Hoe wij trouwens aan Elsevier kwamen, kan ik me niet meer herinneren.

Wel aan het Algemeen Handelsblad, want daar werkte mijn vader. Deze krant schreef op 5 juni 1967 ‘dat zich in het Nabije Oosten een reëel belangenconflict voordoet, waarin beide partijen gerechtvaardigde argumenten aandragen.’ Niet iedereen zal het daar op dat moment mee eens zijn geweest, maar dat een vrede een schijnvrede zou worden dat vond ook ds. J.J. Buskes (in: Hervormd Nederland, 10 juni 1967): ‘Wij kunnen en mogen slechts één ding doen. Tot ons zelf en elkaar en tot de hele wereld zeggen: geen tweede München, waarbij een klein volk – en wat voor een volk – ter wille van een schijnvrede voor de wolven wordt gegooid.’

Het ‘Dagelijks Commentaar’ (14 juni 1967) in hetzelfde Handelsblad had een vooruitziende blik: ‘Pogingen om samen met lokale autoriteiten en eventueel zelfs met de Jordaanse machthebbers de bezette gebieden te besturen zullen waarschijnlijk op langere termijn door deze haat onmogelijk worden gemaakt.’ Jordanië was het enige land dat, in tegenstelling tot de overige Arabische landen, voldeed aan de eis van de Veiligheidsraad om het vuren te staken.

In De Groene Amsterdammer (waar ik zelf inmiddels een abonnement op heb), stond op 17 juni het volgende te lezen: ‘Het ergste wat er in het Midden-Oosten kan gebeuren is dat Israël de gebiedsuitbreiding die het in zijn korte oorlog van de vorige week heeft gekregen, handhaaft en als onderhandelingsobject gaat gebruiken. De tegenstellingen zullen daardoor zeker zo worden verscherpt, dat een vreedzame samenleving totaal onmogelijk wordt. De Arabische landen zullen een harde lijn niet anders kunnen zien dan als een poging hen door vernedering mores te leren. Dat moet funeste gevolgen hebben.’

Wouter Gortzak las voor diezelfde Groene Amsterdammer (5 augustus 1967) ook gezichten van Israëlische militairen: ‘Op hun gezichten weerspiegelen zich opluchting en afschuw, leedvermaak en mededogen en bovenal een bijna gretige nieuwsgierigheid.’ Ik las in de gezichten van de documentaire die de VPRO toonde iets anders: dit had nog mogen gebeuren, van beide kanten niet.

‘De academische vraag, wie de meeste schuld aan het ontstaan van het vluchtelingenvraagstuk droeg, Israël of de Arabieren, kan met het meest gefundeerd beantwoorden door te stellen dat de oorlog de hoofdschuldige was’, schreef René B. Eijbersen in de VPRO Gids. Ook daar heb ik een abonnement op. Het is immers het blad van de omroep die komt met een indringende documentaire als Censored voices.