De schilder Meijer de Haan (zie afb.) was klein van stuk. Hij bekeek alles vanaf een lager gezichtspunt dan langer uitgevallen mensen. De vraag is of dat terug is te vinden in het perspectief van zijn schilderijen. Het antwoord luidt: ja, maar dat had u al verwacht. De vraag is natuurlijk of dit kunsthistorisch interessant is. Ik denk het wel.
Daarvoor hoeven we niet alleen naar de schilderijen van Meijer de Haan te kijken (bijvoorbeeld op de website van het Joods Historisch Museum, www.jhm.nl of naar Le Pouldu op die van het Kröller-Müller Museum, www.kmm.nl), maar kunnen we ook te rade gaan bij de schilderijen van een andere kleine, grote schilder: Henri de Toulouse Lautrec. Neem zijn De wasvrouw, een vroeg werk (privébezit, Parijs) waarop een vrouw voor een dakraam staat en van onderaf is weergegeven waardoor ze extra struis lijkt.
Of neem het werk van een andere Nederlander, Dick Ket. Kunsthistoricus Pierre Janssen vertelde in de televisie-uitzending Buch (1986) dat Ket, omdat hij leed aan een aangeboren hartafwijking, bij het schilderen zat. Dat is ook aan het perspectief van Kets schilderijen te zien. Kijk maar eens naar Kets Stilleven met rode lap in het Gemeentemuseum van Arnhem. Ket beeldde een tafel af, met tijdschriften erop. En een viool. Aan de tafel staat een stoel met een ronde rugleuning waarover een rode doek hangt. Op de zitting liggen wat boeken. Naast de tafel staat een koker waar je, door het hoge perspectief, in kijkt.
Hoe dan ook: schilderen konden ze, die Meijer de Haan, Henri de Toulouse Lautrec en Dick Ket! In een vernieuwend perspectief. Al kostte ze dat fysiek moeite.
Dit stukje verscheen in uitgebreider vorm in Wervelingen, zomer 2013 (p. 25) van de Vereniging van scoliosepatiënten (www.scoliose.nl) en wordt hier herplaatst n.a.v. de aandacht die aan de uitzendingen van Pierre Janssen wordt geschonken in het kader van het 90-jarig bestaan van de AVRO.