Het gebeurde op de drempel van het huis van de buren in ’t Harde. Mijn ouders wilden van hun medeleven getuigen toen duidelijk was dat de buurman de Ziekte van Hodgkin, lymfeklierkanker had. Moeder zakte op die drempel door haar knie. Een kijkoperatie werd afgebroken. Zodat niet duidelijk is, wat er nu eigenlijk aan de hand was.
Het feit dat moeder zwaar was gebouwd, zal zeker een rol hebben gespeeld. Ze hield ook nog eens van zoet eten. Rabarber met veel suiker was haar lievelingsgerecht. Een stukje chocola na de maaltijd ontbrak nooit. En elke zaterdag aten we, om het weekend te vieren, een gebakje. Wat ons in de familie de bijnaam ‘de Gebaketers’ opleverde.
Toch kun je het ook symbolisch zien, dat ongeluk op de drempel van de buren. Want moeder had niet alleen een slechte knie, maar ook lemen voeten. De voeten van Zacheüs (Lukas 19:1-10, zie afb. van Jan Luyken), die niet alleen in een vijgenboom klom om Jezus van Nazareth te kunnen zien, maar óók om tussen die grote bladeren onzichtbaar te zijn voor de blikken van vreemden. Want als blikken konden doden, was hij al dood geweest, zich onwaardig voelend om aan de voeten van Jezus te mogen zitten. Maar diezelfde Jezus zette hém op zijn voeten, rechtop, en zo klein als hij was groeide hij zienderogen. Nu is het gewoon om van hem, de randkerkelijke, te willen leren, lees ik in het boek Geduld met God van Tomáš Halik: ‘Zalig zij die op afstand staan.’
Piet Klaasse heeft Zacheüs getekend, tot twee keer toe. Eén keer rennend naar de boom, zo hard als zijn korte benen hem konden dragen, en één keer erin zittend, verscholen tussen de bladeren. Ze staan in de Bijbel voor kinderen van dr. J.L. Klink, waaruit mijn ouders mij voorlazen. Een joodse man is het, met een keppeltje op het hoofd en schouwdraden aan zijn mantel. Het verhaal zelf is door de grote gedachtesprongen niet zo sterk.
Nee, dan het boekje Kom uit de boom Zacheüs ik kom bij je eten van dr. A.A.A. Terruwe, met ook zo’n mooie tekening voorop, van Mart Kempers dit keer. Moeder kreeg het van haar man en koesterde het als een waar geschenk.
Ook het leven was voor haar een geschenk. Een geschenk van God. Of, zoals wij tijdens elke verjaardag van één van ons aan tafel lazen:
Hij heeft ons gemaakt, en Hem behoren wij toe (Psalm 100, NBG).
Zoals de eerste zin van het gedicht ‘Niets cadeau’ van Wisława Szymborska:
Niets cadeau gekregen, alles te leen.
Maar het was een cadeau dat ze probeerde terug te geven. Een geheimenis die altijd in het midden is blijven staan, onaangeraakt, onuitgesproken, door stilte omgeven.
Herplaatsing van het enigszins aangevulde begin van hoofdstuk 8 uit mijn boekje Ogen van mijn moeder n.a.v. het verschijnen van het boek Geduld met God van Tomáš Halik.
http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=2689