De voorpublicatie van het nieuwe Liedboek (http://www.eennieuwliedboek.nl/voorpublicatie) biedt al een keur aan muziekstijlen: een Geneefse psalm, melodieën van Willem Vogel en Frits Mehrtens, van Antoine Oomen en Tom Löwenthal, een Keltische volksmelodie, ééntje uit Wales, uit Peru, Jamaica en ga zo maar door.
Dat wordt een ware grabbelton als ze al even te kust en te keur in de kerkdienst worden gebruikt. Dat heeft z’n voor en z’n tegen. Maar ik zou een experiment willen wagen. Op het idee gebracht door dirigent Iván Fischer die tijdens een inleiding op ‘zijn’ Beethovencyclus bij het Koninklijk Concertgebouworkest (concertseizoen 2013-2014).
Fischer zei dat elk deel van een symfonie een kunstwerk op zich is. Natuurlijk – er is de spanningsboog van het hele werk, van de hele symfonie; maar bekijk het zo óók eens.
En ik doe het met de liturgie.Tijdens de voorbereiding zingen we een intochtslied, een psalm, een smeekgebed uit één traditie. Om het even welke. Tijdens de dienst van de schrift nemen we een andere traditie, met een antwoordpsalm en een acclamatie. Ook de dienst van de tafel kleden we op die manier in: offerandemuziek, tafelgebed, communiemuziek en danklied uit één specifieke traditie.
De organist begint met een preludium en eindigt met een fuga die tezamen horen (lees: gehoord moeten worden) en zo de dienst in één raamwerk zetten. Eerst kijk je naar binnen, de kerk in, dan naar buiten, de wereld in. Het raamwerk is er en de onderdelen passen daarbinnen. Maar dan als kunstwerkjes op zich. Dat zou wel eens mooi kunnen uitpakken!