Jaren lang kwam ik er elke morgen langs: een grote engel op een pilaar naast wat eens een klooster(kerk) moet zijn geweest: het hoofd geneigd en de vleugels gespreid als waren het adelaarsvleugels. Het is een beschermengel uit het rijke roomse verleden. Heel anders dan de beschermengel die de reizigers uitgeleide doet op het station van Zürich: een fel gekleurde vrouw die zich onmiskenbaar laat herkennen als een Niki de Saint Phalle: geen frêle engel als op een 15de eeuws Italiaans schilderij, maar eerder een gestolde figuur uit het dikke-mensen-ballet. Maar toch, zag ik afgelopen zomer, kleiner dan ik in mijn geheugen had (zie afb.)
Ik moest hieraan denken, toen mijn ogen in een recensie van een jazz-cd vielen op de zin: “An angel’s work is never done, een verstilde, verrassend gevoelige melodie” van jazztrompettist Angelo Verploegen (op een gelijknamige compact disc van het trio Toïs, uitgebracht op het label Via Jazz 9920312). Volgens het boekje bij de cd gaat het hier om een ballad die is “opgedragen aan het harde en nooit eindigende werk van de beschermengelen van alle kinderen.”
Hier is dus een beschermengel aan het woord, maar dan één die het spiegelbeeld vormt van de engel uit het verhaal van Jakob/Israël: uit het wezen van je naam zal je leven en er je opdracht, je mitswa, aan ontlenen. Zó heeft Angelo Verploegen zijn voornaam opgevat. Het is een opdracht die nooit af is.
Zelden heb ik een stukje jazzmuziek gehoord waarin abstractie en het verhaal zo’n hechte eenheid vormen. Of misschien toch: ook een trompetsolo, in een weliswaar wat conservatievere stijl maar van eenzelfde ingetogenheid. De titel luidde: A child is born …
Dit stukje is eerder verschenen in Qudraatschrift, april 1998, p. 11, en wordt hier herplaatst n.a.v. het overlijden van de trompettist waaraan in de laatste alinea wordt gerefereerd: Jelle Buising. Hij overleed op 10 september 2013.