Uiterlijk en innerlijk

PaganiniOp de radio hoorde ik een schitterend stukje muziek dat ik absoluut niet thuis kon brengen: een zangerige vioolsolo boven een rustige pianobegeleiding. Na afloop zei de omroeper dat het was gegaan om het Cantabile opus 17 van Nicolò Paganani (zie afb.). Wat een verrassing, want ik kende deze componist eigenlijk alleen van halsbrekend virtuoze vioolmuziek waardoor hij in eerste instantie ook beroemd is geworden. Kortom: wil de echte Paganini nú opstaan…

De Belgische acteur/zanger Bert Van Lierde heeft beide kanten van de componist uitgewerkt in zijn debuutroman Violist van de duivel. Dit boek is gebaseerd op zowel het leven van vioolvirtuoos/componist Nicolò Paganini als dat van pianovirtuoos/componist Franz Liszt. Violist van de duivel, ja, zo werd Paganini tijdens zijn leven beschouwd. Door een genetische afwijking had hij uitzonderlijk lange pezen, waardoor hij op de snaren duivels moeilijke toeren uit kon halen. Maar Van Lierde schetst óók dat de hoofdpersoon uit zijn boek, János Szapinsky, door zijn vader voor een optreden werd gesommeerd: ‘Rug krom, schouders naar voren en naar de grond kijken’ (p. 23). Waaraan het wonderkind vrijelijk, maar volgens zijn vader achteraf wat overdreven, kwijlen toevoegde…
Het publiek kwam volgens Szapinsky echter niet om zich te verlustigen aan zijn mismaaktheden (te korte armen, te grote handen, te lange vingers, ingevallen oogkassen, scheefgetrokken mond en als ‘extra’ een gefingeerd kromme rug en naar voren staande schouders), en ook niet vanwege zijn duistere gave, maar ‘de zaal zat vol’ omdat hij uiteindelijk zijn ‘talent op menselijke maat’ wist te presenteren (p. 97). Op die manier had Szapinsky zijn acteren, ofwel het uitbuiten van zijn mismaaktheden uiteindelijk achter zich gelaten en zijn ware identiteit gevonden.
De ware Paganini ligt dan ook wellicht in diens Cantabile, zoals zingen ‘het enige, het absolute’ is voor de hoofdpersoon uit David Grossmans roman De stem van Tamar: ‘haar stem was haar plek op de wereld. Haar thuis, de plaats waar ze vandaan vertrok en waar ze weer terugkwam, waar ze helemaal zichzelf kon zijn, waar ze kon hopen dat ze van haar zouden houden om alles wat ze was en ondanks alles wat ze was’ (p. 192).

Het is op zich een levenservaring die meer kunstenaars – die vaak een gevecht met de materie leveren – en mensen die lichamelijk anders zijn – en zo vaak een gevecht met hun lichaam voeren – bekend voor zal komen. Ontwikkelde de romanpersonage Lucia in Een schitterend gebrek van Arthur Japin zich bijvoorbeeld niet op soortgelijke wijze? Om te beginnen schrok zij toen zij zichzelf in de spiegel zag. Mensen op straat deinsden voor haar geschonden gelaat terug omdat – volgens haar – Hollandse tolerantie het tegenovergestelde was van acceptatie. Door deze fysieke en culturele ervaring sloeg haar verdriet naar binnen. Tot ze leerde liefde te geven en de sluier die tot dan altijd haar gezicht had bedekt voorgoed afdeed.

Zo vallen uiteindelijk bij Paganini, Szapinsky, Tamar en Lucia innerlijk en uiterlijk, waarheid en zin samen. Dát is een genade voor de kunstenaars en een gave (Grossman) voor publiek en medemens in één.

http://vimeo.com/bubbleeyes/caprice4

Met toestemming overgenomen culturele bijdrage die eerder in Wervelingen (uitgave van de Vereniging van scoliosepatiënten) verscheen. Herplaatsing n.a.v. de opmerkingen dat de atlete Dafne Schippers door een natuurlijke stijfheid tot haar grootse prestaties zou komen, hetgeen door anderen wordt ontkend. En met toevoeging van een opname door Patricia Werner Leanse van een Caprice van Paganini.