Ik had een collega die haar jas altijd zó slordig op een hangertje hing, dat de kromming van haar rug zichtbaar in de stof bleef zitten. Alsof de rug poseerde, de vervorming bewust benadrukkend, niet gladgestreken en weggepoetst. Ik weet dat ik het schokkend vond, terwijl het hangertje helemaal werd omhuld en niet meer zichtbaar was, zoals, gewoontjes en geestig, in het werk van de Amerikaanse kunstenaar Man Ray (1890-1976). De bolling van de stof van de jas was een stukje identiteit van mijn oud-collega, zoals het hangertje dat was voor de textielzoon Man Ray.
De vader van Ray was kleermaker en stoffenverkoper. Zoon Man ventte de stoffen met een handkar uit. Zo schilderde hij in 1952 zichzelf: Rue Férou (Man Ray Trust, Parijs). De last op de kar staat volgens sommige kunstkenners symbool voor de zware last van de oorlog die hij met zich meetorste. De opgetaste last op de kar in een straat van Parijs stond symbool voor vooroorlogse joodse textielarbeiders als Man Ray, of eigenlijk: Emmanuel Radmitsky. Hij heeft het op de kar geladen gevaarte onder een paardendeken meer gebruikt. Voor een assemblage (= samenvoeging van verschillende onderdelen tot een kunstwerk): Enigme d’Isodore Ducasse (1920/1971). De deken verhulde een naaimachine, al ziet de ene kunsthistoricus er “een vagelijk antropomorfe vorm” in (= qua vorm gelijkend op een mens) zoals Eduard van Voolen en de ander “een dorpskerkje” zoals Rudi Fuchs.
Hoe dan ook: een vergelijking met het inpakken van gebouwen en dergelijke door Christo (geb. 1935) ligt voor de hand. Zo kennen we een ingepakte Rijksdag in Berlijn en Pont Neuf in Parijs. Het Van Abbemuseum in Eindhoven bezit van hem een ingepakte leunstoel (1965). Een werk dat blijft, in tegenstelling tot wat een recensent in Trouw (2 augustus 2013) meende over alle werken van Christo en zijn inmiddels overleden vrouw. Hij schreef dit in een stuk naar aanleiding van het meest recente project van Christo: een ‘sculptuur’ bestaande uit polyester doek ín (en dus dit keer niet om) een gashouder in Oberhausen (zie afb.). Inderdaad: geen blijvertje, net zomin als een eerdere Air Package van Christo in het Van Abbemuseum (1966).
Het is ongetwijfeld mooi – het uitgangspunt van alles dat Christo maakt. Maar als ik moest kiezen heb ik toch liever het dorpskerkje van Man Ray dan de immense kathedraal van Christo. Omdat het werk van Ray meer betekenislagen in zich bergt. Is het gek dat ik hierbij niet alleen aan de jas van mijn collega moet denken, maar ook aan de legende van Christoffel? Een jongetje vraagt hem dringend op de schouders te nemen en een kolkende rivier over te zetten. Hij doet dit en het kind weegt hem gaandeweg steeds zwaarder. Maar dáár gaat het mij nu niet om. Het gaat mij in dit verband om wat L. de Liefde over de legende heeft geschreven, in het boek Christophorus, verslag van een zoektocht (uitg. Boekencentrum, 1988): “Deze openbaring is (…) eerst verhulling [vet, vS], verborgenheid. De openbaring heeft een paradoxaal karakter, het is onthulling [vet, vS] in de vervulling, openbaring in de verborgenheid” (p. 125). Zoals de schilderijen van Gerhard Richter, waarvan de verflagen niet alleen bloot leggen maar ook bedekken, zoals de film Gerhard Richter – Painting laat zien.
En net zoals de assemblage van Man Ray, waarvan je niet te snel moet zeggen wat het is. Misschien komt Edward van Voolen uiteindelijk nog het dichtste bij: een antropomorfe figuur die de last van zijn leven torst, zoals het zwaar wegende kind. Eerst is er de schoonheid, van Man Ray en Christo, dan valt onder een deken of doek de waarheid op, in alle zwakte en lelijkheid. Als de jas op het hangertje. Open en bloot.
Geschreven n.a.v. de Big Air Package van Christo in de Gasometer Oberhausen (t/m 31 december 2013).