Andy Warhol, joodse kopstukken

Warhol_EinsteinOp een veiling zijn voor 151 miljoen dollar twee kunstwerken van Andy Warhol verkocht: Triple Elvis en Four Marlons. Deze verkoop brengt mij in gedachten terug bij de tentoonstelling Andy Warhol, joodse kopstukken (18 december 1992-4 april 1993 in het Joods Historisch Museum in Amsterdam). Daar hingen twee portretten die waar maakten wat een andere, gelijktijdig gehouden expositie toen (Oog voor het portret) niet vermocht te doen. Namelijk ‘de mens achter het portret en zijn rol in de maatschappij’ duidelijk maken, zoals de Museumkrant toen beloofde.

 

En dat is opvallend. Want Andy Warhol (1930-1987) is bij het grote publiek toch meer bekend geworden door zijn zeefdrukken met als motief bijvoorbeeld blikken tomatensoep, dan door een diepzinnige weergave van mens en wereld. Al hebben wij in de biografie van Victor Bockris kunnen lezen, dat de kunstenaar nadat de serie zeefdrukken van tien joodse kopstukken ontstond (1980), ook een indrukwekkende Zeitgeist-serie heeft gemaakt, die is gebaseerd op foto’s van Duitse stadions en oorlogsmonumenten.

Het waren twee van de tien portretten die vooral indruk op mij maakten: van Albert Einstein (zie afb.) en van Martin Buber. Einstein werd niet afgebeeld zoals Isaac Bashevis Singer hem in zijn boek Het hof van mijn vader omschreef, namelijk als een man met ‘grote zwarte, intelligente ogen’, maar als een man met één oog in een gespleten gezicht.
Buber had wat weg van de beroemde foto van Tita Binz: een erudiete kop, vol zeggingskracht. Een man uit één stuk.

Dat kan allebei wel kloppen. Zeker als je kijkt naar de rol die beiden in de maatschappij vervulden. Einstein was immers de man die zowel de weg naar de kernsplitsing en uiteindelijk de kernbom wees (1939), als de latere antimilitarist (na 1945).
En Buber, ja, dat is voor mij de man die – om met Nahum M. Glatzer te spreken – ‘gericht-wordt door de geest.’ De man die hoopte op en werkte aan een samenleving waarin werkelijkheid en waarheid eens zullen samenvallen.

De vorm die Andy Warhol heeft gevonden om dit duidelijk te maken, verdiepte de inhoud op een manier die niets wegheeft van de koele, objectieve afbeeldingen van soepblikken. Alleen grote kunstenaars kunnen zó portretteren. Warhol mag van mij aan dat rijtje worden toegevoegd. Alleen al door deze twee ‘joodse kopstukken’!

Eerder verschenen in: In formatie, voor en uit de hervormde gemeentekern rondom de Weerenkapel, oktober 1997, p. 11.