Een feessie

oranje_2010Ik heb de gewoonte om afwisselend twee ongelijksoortige boeken te lezen. Op dit moment is dat Tonio, een requiemroman van A.F.Th. van der Heijden en De naakte perenboom, op reis met Spinoza van Rudi Rotthier. Ik pak dát boek op naar gelang m’n pet staat. En soms lijken ze elkaar ook nog eens aan te vullen of uit te leggen.

 

Neem de observatie van de ik-persoon in Tonio, naar aanleiding van het Oranjefeestje bij de tweede (!) plaats van het nationale elftal bij de Wereldkampioenschappen voetbal in 2010: “Als het gepeupel zin heeft in een feessie, dan verwrikt het gewoon massaal iets aan de feiten, net zo lang tot er reden is voor een feessie” (p. 602).

Want daar mag het in Nederland niet aan ontbreken, vindt ook Rotthier, die steeds minder van ons land snapt. Een jaar na het Oranjefeestje arriveert de Vlaming voor onderzoek in Nederland. Feilloos hanteert hij het fileermes, om te concluderen: “In talloze tv-optredens hoorde je minister van Financiën Jan Kees de Jager glunderend de voor anderen moeilijke maatregelen decreteren. Misschien was dat een vrolijker versie van het stuurs opgeheven vingertje van weleer: het eigen gelijk, met glimmend genoegen verkondigd” (p. 132). We hadden eerste moeten zijn, maar eigenlijk zijn we dat ook. Toch.

Rotthier twijfelt eraan of er nog wel zoveel verband bestaat tussen de filosoof Spinoza en het land waar hij werd geboren. Of dat het land nog wat van hem kan leren, racistisch van aard zoals de politiek volgens de Nationale ombudsman Alex Brenninkmeijer is verworden (in: Buitenhof, 20 oktober 2013). Dansen boven een afgrond is het, dat feessie van ons.