De jury van de Libris Literatuurprijs vatte de boodschap van Milan Kundera’s essaybundel Over de romankunst aldus samen: “De roman onderzoekt niet de werkelijkheid, maar het bestaan.”
Dat doen goede films ook. Het Deense Borgen toont niet, zoals Ger Groot verwachtte, de werkelijkheid van de politiek, The Boy in the Striped Pyjamas (2008) van Mark Herman, naar een boek van John Boyne, niet de werkelijkheid van de 8-jarige Bruno, zoon van een SS’er, en de even oude joodse Shmuel bij, en in een concentratiekamp.
Toch komt de film dichter bij de werkelijkheid dan je zou denken. Ik zie het prikkeldraad, de scheiding tussen de wereld van het kamp (“de boerderij” volgens Bruno) en de buitenwereld, de ommuurde villa van de SS’er, zijn vrouw en twee kinderen voor me. Het is in Majdanek, tegen een woonwijk van Lublin (Oost-Polen) aan. “Was die rooms-katholieke begraafplaats er toen ook al?” vraagt een medebezoeker aan de staatsgids. “Nee” antwoordt zij met grote stelligheid. “Ja”, zeg ik zacht.
Een zwarte kraai gaat op een paal van het prikkeldraad zitten. Iemand maakt er een foto van. Het zou symbool staan voor de plek van de dood. Maar dat is het niet; door de wolken die de crematoria uitstootten, landden er geen vogels. Dat is de bestaande werkelijkheid. Toen.