Acteur, filmregisseur en kunstschilder Jeroen Krabbé noemde in zijn co-referaat bij de presentatie van het boek De kunst van het herinneren van kunsthistoricus en schrijver Wim de Wagt, 17 juli 2013 in Spui25, het Academisch-cultureel centrum in hartje Amsterdam, onder meer de struikelsteentjes (Stolpersteine), een concept van Gunter Demmig, en het monument voor de boekverbranding van Micha Ullman in Berlijn. Om ze goed te kunnen zien, die steentjes en die lege boekenkasten in Berlijn, moet je je buigen. En zo toon je tevens eerbied voor hen die worden herdacht.
Ook noemde Krabbé het monument van de Train to Nowhere boven de afgrond in Yad Vashem. Ik realiseerde me dat er méér monumenten in Israël zijn waardoor je je hoofd in de nek moet leggen om ze te zien. Al schrei je woordloos ten hemel, met de duizenden die zijn vermoord. Ik denk aan de Memorial Column van de begin dit jaar bij een auto-ongeluk overleden Amerikaanse kunstenaar Charles Lewis Forberg, in Beth Hatefutsoth, het Nahum Goldmann Museum van de joodse diaspora in Tel-Aviv.
De vraag is of het abstracte kunstwerk, dat aan een kooi doet denken met een lichtzuil erin, uit de hemel – het dak van het museum – neerdaalt, of dat het omhoog stijgt, de hemel in. Met de trap ernaast als een Jacobsladder, op-en-neer.
Krabbé vindt terecht dat je zo’n vraag niet voor een ander moet gaan zitten invullen. En misschien vindt hij de Memorial Column ook te overweldigend, zoals hij de architectuur van Daniel Liebeskind duidt. De ‘reis langs de verbeelding van verdriet en schoonheid’, zoals de ondertitel van het boek van De Wagt luidt, mag iedereen zelf maken. In het echt of in zijn/haar hoofd.