Ich folge dir gleichfalls mit freudigen Schritten,
und lasse dich nicht, mein Leben, mein Licht.
Dat zijn woorden aan het begin van Bachs Johannes Passion die dit jaar bij mij extra beklijfden. Dat komt in de eerste plaats omdat ik een andere veertigdagentijd heb doorgebracht dan ik vijftien jaar lang deed in de Amsterdamse Oude Kerk. Nu was de Nieuwendammerkerk mijn stekje, en daar werden andere accenten gelegd dan ik gewoon was. Er werd letterlijk een nieuw licht op de zo vertrouwde teksten (wat heet) geworpen. En in de tweede plaats kwam het omdat een schilderij, tempera op doek, van Eugène Brands in het Cobra Museum voor moderne kunst in Amstelveen, Rising Sun (1964) indruk op mij maakte (zie foto)
Eerste zondag van de Vastentijd
Ik had zelfs soms de associatie met een Adventscyclus. Dat kwam door de nadruk op het woordje ‘licht’ dat elke dienst op een of andere manier naar boven kwam; een heb ik niet bijgewoond, omdat ik op de verjaardag van vrienden elders kerkte, en ik mistte het meteen.
Het drempellied – ja dat is elke zondag hetzelfde, ook in de 40-dagentijd. Op een tekst van Sytze de Vries en een melodie van Willem Vogel wordt gezongen:
Die de morgen ontbood
en het licht hebt geroepen,
zegen ons ook met uw licht!
Maar toen kwam het, op wat de orde van dienst omschreef als de ‘1e zondag in de Vastentijd’: een Kerstlied, 482:1 en 2:
Er is uit ’s werelds duistere wolken
een groot licht stralend opgegaan –
wie wonen in het diepste donker,
zij zullen in het zonlicht staan.
Mijn aandacht was er meteen helemaal bij: wat gebeurt hier, wat mooi!
En toen kwam lied 600, dat volgens de indeling van het Liedboek bij de drie dagen van Pasen past:
Licht, ontloken aan het donker,
licht, gebroken uit de steen,
licht, waarachtig levensteken,
werp uw waarheid om ons heen!
Weer een lied uit de Oude Kerkgemeente, op een tekst van Sytze de Vries en een melodie van Willem Vogel.
En na de lezing uit Tenach zongen we lied 601, een bekend lied van Huub Oosterhuis en Antoine Oomen:
Licht dat ons aanstoot in de morgen,
voortijdig licht waarin wij staan
koud, één voor één, en ongeborgen,
licht overdek mij, vuur mij aan.
We bleven een beetje om die liederen voor de drie dagen van Pasen heen cirkelen, toen na de lezing uit het Nieuwe Testament lied 598 werd gezongen:
Als alles duister is,
ontsteek dan een lichtend vuur dat nooit meer dooft,
vuur dat nooit meer dooft.
Na de preek en het orgelspel namen we lied 518 op onze lippen:
Hoe helder staat de morgenster,
en straalt mij tegen van zover,
de luister van mijn leven.
Een lied dat de vorm heeft van een Avondmaalsbeker: een kelk, een smaller stuk en een voet.
En tot slot zongen we weer een Kerstlied:
Komt ons in diepe nacht ter ore:
de morgenster is opgegaan,
een mensenkind voor ons geboren
‘God zal ons redden’ is zijn naam.
Het laat zich raden dat in de preek het woord ‘morgenster’ een grote rol speelde, van Jezus als morgenster tot de in oud vuil scharrelende morgensterren in de straten van Amsterdam.
Tweede zondag van de Vastentijd
De nadruk op ‘licht’ kwam ook in de tweede zondag terug, zodat een mooie cyclus werd gesponnen. We zongen aan het begin lied 221, een morgenlied:
Zo vriendelijk en veilig als het licht,
zo als een mantel om mij heen geslagen,
zo is mijn God, ik zoek zijn aangezicht,
ik roep zijn naam, bestorm Hem met mijn vragen,
dat Hij mij maakt, dat Hij mijn wezen richt.
Wil mij behoeden en op handen dragen.
Na het Kyrie zongen wij lied 834, voor op de levensreis:
Vernieuw Gij mij, o eeuwig licht!
En het kinderlied had als tekst:
In het stralend witte licht
zien wij even wie hij is;
Jezus, Gods geliefde Zoon.
Kyrie eleison.
Na de preek en het orgelspel zongen we lied 760, een lied voor de voleindigingstijd, waarvan het laatste couplet ook weer baadt in het licht:
Als in het vorstelijk licht
voor uw gezicht
wij blinkend staan
met witte waarheid aangedaan.
Na de hier altijd wat gedragen sfeer van het Heilig Avondmaal, was het slotlied opmerkelijk vrolijk – met ook weer een herinnering aan Kerstsferen. Een lied van Jaap Zijlstra op de melodie Daar juicht een toon dat de wijkpredikant was toegespeeld tijdens een zangmiddag. Het slotcouplet hiervan luidt:
Dat is geloof, al zien wij niet,
we zingen in de nacht ons lied,
een glans licht over het bestaan,
de dag van onze Heer komt aan!
Vierde zondag in de veertigdagentijd
We sponnen de vastentijd (nu op de orde van dienst veertigdagentijd genoemd) na een onderbreking van een dienst door een oud-wijkpredikant verder. Met na het Kyriegebed lied 834, ook een lied voor op de levensreis volgens de indeling van het Liedboek:
Vernieuw Gij mij, o eeuwig licht!
God, laat mij voor uw aangezicht,
geheel van U vervuld en rein,
naar lijf en ziel herboren zijn.
Schep, God, een nieuwe geest in mij,
een geest van licht, zo klaar als Gij;
dan doe ik vrolijk wat Gij vraagt
en ga de weg die U behaagt.
Wees Gij de zon van mijn bestaan,
dan kan ik veilig verder gaan,
tot ik U zie, o eeuwig licht,
van aangezicht tot aangezicht.
En na de eerste lezing, uit Jozua 4 zongen we ‘rond de schriften’ (Liedboek) lied 313 met zinsneden als:
Gods woord is ons een licht,
en elk die in vertrouwen
daarnaar zijn leven richt,
die zal er in aanschouwen
des Heren aangezicht.
Het licht is er, maar we moeten nog wel – steeds dichter tegen Goede Vrijdag aan – door het donker, stil het kruis dragen, achter de Heiland aan. Want
Leven is lijden
niet te vermijden
onmacht verduren
eindeloos turen
naar komend licht.
Zo luidt een couplet van een levenslied, lied 830 op een tekst van Henk Jongerius en een melodie van Jan Raas. Want
Een mens te zijn op aarde
in deze wereldtijd,
dat is de dood aanvaarden,
de vrede en de strijd,
de dagen en de nachten,
de honger en de dorst,
de vragen en de angsten,
de kommer en de koorts.
(Willem Barnard, lied 538:3).
Palmpasen
Palmpasen is een feestdag aan het begin van de Goede Week. Donker en licht komen er samen. Je hoeft maar naar de Palmpaasstokken van de kinderen te kijken: de broodhaan bovenop het kruis, als verwijzing naar Petrus die de haan drie maal hoorde kraaien, of naar de versieringen (rozijnen, chips) aan de stok die erop wijzen dat je ook, door alle donker heen, mag genieten. Ook van kunst, als het ware – goede en schone, zoals ons in de preek werd voorgehouden.
Zoals van het schilderij Rising Sun van Eugène Brands, waar ik aan moest denken toen we na het Kyriegebed lied 834: 3 zongen:
Wees Gij de zon van mijn bestaan,
dan kan ik veilig verder gaan,
tot ik U zie, o eeuwig licht,
van aangezicht tot aangezicht.
Foto: Ati de Zeeuw.