De etiketten zijn weer snel aangebracht: de componist Arvo Pärt, die de Praemium Imperiale 2014 kreeg toegekend, zou een vertegenwoordiger zijn van, of op z’n minst verwant zijn aan de ‘nieuwe eenvoud’ met z’n weinige noten, het ‘post-minimalisme’ met z’n herhaalde motieven, de ‘neo-gotiek’ met z’n kerktoonsoorten, de ‘new age’ met z’n mooie samenklanken (Trouw, 17 juli 2014).
Allemaal etiketten die zijn ontleend aan de composities die wij van deze uit Estland afkomstige componist in Nederland kennen, zoals het schitterende Fratres. Ik wil dit beeld wat nuanceren, en doe dat aan de hand van drie zeg maar In memoriam stukken.
Zeker, Pärts orgelwerk Pari intervallo – de eerste van de drie stukken die ik hier noem – is eenvoudig en meditatief van karakter. Maar, zoals wel wordt gedaan, er meteen van uit gaan, dat de dood erin wordt toegedekt als was Pärt een aanhanger van new age- gedachten, gaat mij te ver.
Wat dat betreft kennen wij ook zijn Cantus in memoriam Benjamin Britten, het tweede stuk dat ik wil noemen. Michael van Eekeren heeft dit werk een keer beschreven als bestaande ‘uit louter dalende toonladderfiguren’. Voor hem geen ‘nieuwe eenvoud’ maar ‘de naar beneden biggelende tranen van verdriet symboliserend’ (in: Klassiek, nr. 74/1995).
En dan hebben we het nog niet eens over Pärts Pianotrio, het derde en laatste in memoriam stuk, dat in 1992 in Helsinki in aanwezigheid van de componist in première ging. Het gaat om een werk dat veraf staat van een doorgaande, eenvoudige zo u wilt ‘post-minimalistische’ stijl. Want plotseling stokte de muziek met een heftigheid die elke aanhanger van de new age-ideologie zou hebben doen schrikken.
Pärts muziek is dan ook eerder muziek die, zoals Peter Hamm het in zijn programmaboek van de Warschauer Herbst 1989 omschreef, ‘zijn wortels in wonden heeft’. Pärts muziek doet hem denken aan de vroegchristelijke catacomben. En daarmee is hij denk ik dichter tot de essentie ervan doorgedrongen dan een Elmer Schönberger die bij het luisteren naar de muziek van Pärt ‘uivormige koepels van echte kathedralen’ ziet glanzen (in: De vrouw met de hamer en andere componisten). Geen neo-gotiek dus maar echte, dat weer wel.
Gebaseerd op een stukje dat eerder verscheen in: In formatie, voor en uit de hervormde gemeente rondom de Weerenkapel (februari 1996, p. 9).