Tijdens het komende Holland Festival zullen in de Amsterdamse Gashouder van de Westergasfabriek de Mariavespers van Claudio Monteverdi (1567-1643) worden uitgevoerd in de vorm van een ‘mise-en-espace.’ Pierre Audi zal een nieuwe visuele en ruimtelijke interpretatie laten zien. Hij werkt hiervoor samen met de Belgische beeldend kunstenares Berlinde De Bruyckere. De muzikale leiding is in handen van dirigent Raphaël Pichon en de zangers en instrumentalisten (op historische instrumenten) van zijn barokensemble Pygmalion.
Ik schreef eerder over de Mariavespers in mijn boekje Dialoog in muziek (1997). Een gedeelte van het hoofdstuk over hem, en over Benedetto Marcello, herneem ik in het kader van de uitvoering in het aanstaande Holland Festival hieronder.
Het is nog altijd een onderwerp van discussie of de Mariaverspers moeten worden gezongen met of zonder de Gregoriaanse antifonen – in dit verband een vers voor de psalmen. Musici die ze weglaten doen dit omdat zij vinden dat de sobere antifonen contrasteren, om niet te zeggen strijdig zijn met de weelderige meerstemmigheid van de psalmen. Toch hoeft dat niet zo te zijn. Beide elementen kunnen elkaar goed aanvullen als er voor een andere uitvoeringspraktijk van het Gregoriaans wordt gekozen, bijvoorbeeld zoals die hoorbaar wordt in de interpretatie van Boston Camerata. Of in de interpretatie van het Parijse ensemble Gilles Binchois. Zij gaan ervan uit dat het Gregoriaans oorspronkelijk werd versierd, een praktijk die pas verviel met de Medicaea-uitgave.
Dit uitgangspunt ligt in het verlengde van de visie van de Oostenrijkse musicoloog en componist Egon Wellesz (1885-1974). Hij zei tijdens een lezing eens het volgende: ‘Zolang men aannam dat het Gregoriaanse gezang in Rome is ontstaan, kon de these worden geaccepteerd, dat de eenvoudigste vormen hiervan ook de oudste en oorspronkelijkste waren. Wij weten nu echter, dat van verschillende kanten en in verschillende versies oosters gezang uit Palestina, Syrië, Alexandrië en later ook uit Byzantium in Italië is doorgedrongen. Daarmee vervalt de hypothese, dat het Gregoriaanse gezang oorspronkelijk eenvoudig was en dat de rijkere vormen tot een latere tijd behoren.’
Ook in de psalmen uit de Mariavespers zou de oosterse invloed hoorbaar kunnen worden gemaakt. Het is bekend dat de tenor Nigel Rogers zich niet alleen baseert op de bekende informatie over het zingen in de 16de en 18de eeuw, maar evenzeer op oosterse zangtechnieken. De oosterse versieringen op de wijze van Nigel Rogers, gecombineerd met het origineel versierde Gregoriaans, zouden een uitvoering van de Mariaverspers (met antifonen, die trouwens van elke psalm de cantus firmus zijn) een treffend voorbeeld maken van de joodse invloed op de westerse muziek.
Dat geldt trouwens niet alleen voor de versieringen. Marcel Pérès, leider van het ensemble Organum, wordt bijvoorbeeld niet moe erop te wijzen dat het oosterse element ook in de klank zit waarmee het Gregoriaans van de Mariavespers door zijn ensemble wordt gezongen. Daarbij gaat Pérès net als Nigel Rogers te rade bij entnologische bronnen en levende tradities die de oosterse oorsprong hebben bewaard.
Ik ben benieuwd wat er straks, tijdens het Holland Festival, onder de handen van Raphaël Pichon tot klinken komt! En natuurlijk hoe Audi’s ‘mise-en-espace’ en de installatie van De Bruyckere eruit komen te zien. Ik verheug me er nu al op.