De afgelopen jaren heb ik mij in de veertigdagentijd de gewoonte aangewend om een voor mij tot dan toe onbekende Passie te leren kennen. Verleden jaar was dat Golgotha van Frank Martin, nu ‘de’ Palmzondag uitvoering van het Koninklijk Concertgebouworkest (http://www.concertgebouworkest.nl). Het jaar ervoor was het de Johannes Passion van Arvo Pärt.
Volgens sommigen is dit niet Pärts beste werk, maar daar moet u bij mij niet mee aankomen. Want nergens mooier dan in twee passages die mij opvielen, toont Pärt de kracht van zijn tintinnabuli-stijl: in Johannes 19:16-17 en Johannes 19:26-27.
In het eerste voorbeeld gaat het over de uitlevering van Jezus om te worden gekruisigd en over het dragen van het kruis; een muzikale beweging omhoog en daarna weer naar beneden, zoals we die ook kennen uit Pärts pianowerk For Alina.
In het tweede geval gaat het over Jezus die tegen zijn moeder zegt: ‘Vrouw, zie uw zoon.’ En vervolgens tegen de discipelen: ‘Zie, uw moeder.’ Weer die noten die omhoog en vervolgens naar beneden gaan.
Als je de tekst bij de hand hebt, kun je in beide gevallen een soort chilasme, kruisverwijzing tekenen; ogenmuziek, zoals we die ook in Bachs Matthäus Passion tegenkomen (nr. 54 ‘Lass ihn kreuzigen.’).
Verstand en gevoel worden erdoor aangesproken; ‘muzikale mystiek voor iedereen, gelovig of niet’ stond in de aankondiging van het minifestival dat het Nederlands Kamerkoor verleden jaar aan de Estse componist wijdde. Dit jaar voeren ze de Johannes Passion van Pärt weer uit: http://www.nederlandskamerkoor.nl/concerten/concerten/2012-2013/arvo-paert-johannespassie/
‘Ach, hoe eenvoud zijn raadsel vindt’ om met Rutger Kopland te spreken.