Recent verscheen de cd For Bunita Marcus, muziek van Morton Feldman, uitgevoerd door Marc-André Hamelin. Frederike Berntsen schreef er vandaag over in dagblad Trouw: ‘Wie gaat zitten voor For Bunita Marcus kan niet anders dan opgaan in deze stiltemuziek (…). De gevoelstemperatuur van Hamelins spel is lauw-warm, met enkele spatjes koud of heet. Hij tast af, zo lijkt het, en verwondert zich over iedere noot die hij tegenkomt (…). Zijn vingers gaan dromerig over de toetsen – als je openstaat voor deze oneindigheid, kan die niet lang genoeg duren.’
In 1986 schreef ik een artikel over Morton Feldman in Mens & melodie (3/86), waaruit ik al eerder een blog ‘trok.’ Naar aanleiding van het verschijnen van bovengenoemde cd neem ik hier enkele alinea’s over onder meer dit werk over.
Bekend is dat Feldman de werkwijze en de opvattingen van schilders als Pollock en Mondriaan in zijn muziek trachtte over te nemen. Wat Jean-Paul Sartre in 1946 schreef over de mobiles van Calder lijkt ook op Feldman van toepassing: ‘Die aarzelingen, die herhalingen, die weifelingen, die onhandigheden, die plotselinge beslissingen, en vooral die wonderbaarlijke edele voornaamheid van een zwaan, maakt van de mobiles van Calder vreemde wezens waarvan men niet kan zeggen of ze al dan niet leven.’
Feldman zelf verklaarde zijn verwantschap met Mondriaan in een interview met Doran Nagan (Algemeen Dagblad 3 juli1986): ‘Ik werk niet veel anders dan Mondriaan heeft gedaan. Ook Mondriaan had geen systeem. Hij ging intuïtief zijn gang.’
Feldmans composities zijn op geen enkele methode of techniek gebaseerd. ‘Mijn muziek’, zegt hij in het interview met Nagan, ‘heeft niets met gebruikelijke structuren te maken.’ De structuur die in For Bunita Marcus (een leerlinge van Feldman) valt te herkennen, werd door Roland de Beer (De Volkskrant, 1 juli 1986) vergeleken met een drieluik: ‘Het pad voert de anti-ritmiek via metrische profielverkenningen terug naar anti-ritmiek’.
De onafhankelijke bewegingen in Feldmans muziek zijn verwant aan de maniëristische zelfstandigheid van elk onderdeel binnen een geheel. Elk afzonderlijk geluid, dat soms ‘inslaat als vliegen in een spinnenweb’ (Roland de Beer) of liever: als een geconcentreerde lichtstraal binnen een over het algemeen koele en tere, zachte en gelijkmatige klankkleuren, moet om zijn eigen autonomie worden ervaren.
De nieuwe cd van pianist Marc-André Hamelin biedt de gelegenheid om dit te doen. Weer en weer tot in het oneindige aan toe.