Ik herinner me als de dag van gisteren een dag dat mijn moeder en ik naar het Amsterdamse Stedelijk Museum gingen. Onder aan de trap bleef zij stokstijf staan, de knieën recht en de blik omhoog gericht, naar het eind van die statige trap: daar hing een mobile van Calder (zie afb.), wiegend zijn evenwicht zoekend op de luchtstroom in het trappenhuis. Van een verstilde schoonheid, zowel langzaam en statig gelijk een zwaan, als fragiel en breekbaar gelijk een reiger. Het was een overweldigende ervaring, dat voelde ik aan alles. Een transcendentaal kunstwerk aan het hoge plafond, en wij met beide benen op de grond, pogend, zo naar boven reikend, ons eigen evenwicht te bewaren. ‘Als je het begrijpt’, schreef Calder in zijn autobiografie, ‘kan het je heel erg aangrijpen’. En moeder begreep het.
Niet voor niets was Calder ook bevriend met de door mij geliefde dichter Jacques Prévert – een liefde die me op de middelbare school was bijgebracht –, de dichter die de zwaarte een lichte toon wist mee te geven, gelijk de muziek van Mozart en Schubert. En niet voor niets was de mobile zoals
in berken tintelt
het groen en licht, zo helder
berkenblad kan zijn,
aldus Ron Elshout in zijn gedicht ‘Genadebrood.’
De berk was de lievelingsboom van moeder; een huis was pas een thuis voor haar, zoals in ’t Harde, als er een berk in de tuin stond.
De mobile van Calder was een aankoop van Willem Sandberg, de toenmalige directeur van het Stedelijk. De man met de witte kuif, die vaak in de Amsterdamse Goudkust op dezelfde bus stapte als waarin wij, uit Buitenveldert komend, al zaten, en die door moeder bewonderend werd aangekeken, even weggerukt uit het dwangmatig optellen van nummerborden waarvan de cijfers samen op een mooi rond getal moesten uitkomen wilde er niets met haar geliefden gebeuren. Het leek wel of ze Sandberg adoreerde, zoals alle mannen met een witte kuif trouwens …
In juni 2014 zullen werken van Calder uit museale- en privécollecties over de hele wereld in Amsterdam te zien zijn. Niet in het Stedelijk, maar ik het Rijksmuseum. Alfred Pacquement is de gastcurator. In samenwerking met de Calder Foundation (New York) verzorgt hij de tweede, grote sculptuur tentoonstelling in de tuinen van het Rijksmuseum.
Bovenstaande blog is ontleend aan een hoofdstuk uit mijn boekje Ogen van mijn moeder (2012), http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=2689
het verhaal over DE calder in het SM deed mij denken aan 1951 dat ik als leerling op het Insituut voor Kunstnijverheid in Gabr.Metsustraat. Wij kregen
kunstgeschiedenis van de uit duitsland afkomstige Herr Mayer. DIe omdat hij ook conservator van het SM was des avonds met ons het museum inging en
de lessen gaf in de toemalige “stijlkamers”. hij wees ons op de barok kamer
i.t.t. de rococokamer. Hij riep dan rococo ist verfeinerte barok.
ik ging dan vaak op zondagmiddag naar het museum en op de trap naar boven
blies ik dan tegen de calder. (Het is nu streng verboden)
we maakten thuis van ijzerdraad en karton imitaties van calder.
het was het eerste wat ik deed BLAZEN!!! jk.
Als ik me goed herinner is bij de verwoesting van het WTC in NY ook een Calder verloren gegaan. Er zat een restauratie atelier in de toren.
Ik meen dat een aantal werken va Rodin net waren verzonden.
jan k.