De HOVO-cursus over Samuel Beckett, de laatste modernist’ waar ik eerder over blogde, is inmiddels voorbij. Rest nog één blog, over de kleur grijs in het laatste deel van zijn trilogie: The Unnamable. De meeste deelnemers, waaronder ik, beviel dit deel uiteindelijk het meest van alles wat we hebben gelezen. Herlezen, dat is het devies.
Dat ik hier op in ga, komt mede door een prachtige bijdrage aan de rubriek ‘Kijken’ in De Groene Amsterdammer (26 november 2020) van Rudi Fuchs: ‘Kleurrijk grijs’. Niet over Beckett, maar over het grijs in het werk van beeldend kunstenaar Alan Charlton (zie afb., Untitled, ontleend aan genoemd artikel). Ik weet eigenlijk niet of er ooit over het grijs bij Beckett is geschreven. Wel over de ‘Use of Color in Company’, met name blauw, door Lucy Jeffery.
Zij stelt daarin hoe afhankelijk Beckett van de kleur is in het scheppen van een atmosfeer en een setting. Met name in zijn vroege werk. Zij schrijft dat je Company kunt lezen vanuit de polariteit van licht en donker, hoop en neerslachtigheid. Eenzelfde soort dialectiek die ik aantrof in The Unnamable; (Company hebben we tijdens de HOVO-cursus niet gelezen): donker-licht, lichaam-geest, zwijgen-spreken. Wellicht één van de redenen waarom het me mede aanspreekt.
Terug naar het grijs in The Unnamable. ‘Het oog is uitgesproken hardhorend’, schrijft Beckett (Nederlandse vertaling F.C. Kuipers, Uitgeverij De Bezige Bij, p. 397). Grijs, vervolgt hij, is ‘ongetwijfeld deprimerend bedoeld. Toch zit er geel in, roze ook zou men zeggen, het is een mooi grijs, van het soort dat om te zeggen overal bij past, piskleurig en warm. Men ziet daarin, het oog bewijst het, zo goed als niets, juist, geen overbodige bijzonderheden, die later moeten worden tegengesproken.’ Even verderop heet het: ‘Het grijs wil niets zeggen, het grijze zwijgen is niet noodzakelijkerwijze zo maar een tijdelijk zwijgen, dat moet worden doorgebracht, het kan het laatste zijn en het kan dat ook niet zijn’ (p. 403).
Vergelijk Becketts omschrijving van het grijs nu eens met die van Fuchs: ‘Grijs is een brede kleur die eigenlijk alle kleuren omvat en waarin altijd ook een stil licht aanwezig blijft. Zo werden grijze schilderijen strikt en puur van vorm, onbuigzaam, maar vriendelijk om te zien.’
Ook Alan Charlton onttrok zich aan ‘overbodige bijzonderheden, die later moeten worden tegengesproken’, door eenvoudigweg te zeggen: ‘Ik ben schilder en ik maak grijze schilderijen’.
‘Het grijs’, schrijft Fuchs à la Beckett, ‘bleek ook heel kleurrijk. Je moet heel geduldig kijken’, zoals je Beckett ook moet lezen. ‘Eerst dacht ik dat er roze bij het grijs gemengd was’, zegt hij bijna Beckett na (‘roze ook zou men zeggen’). ‘Toch’, vervolgt Fuchs, ‘wat blauw, dacht ik, of zelfs blauw en roze. Maar ook grijs met geel levert een goede glans op: een lichtgouden achtergrond in middeleeuwse altaarstukken’, wat een andere insteek is dan Becketts ‘piskleurig en warm’. Een tijdelijk, grijs zwijgen. Dat is het wat Beckett en Charlton bindt. Hoe mooi is dat.